plaats in de telastelegging genoemd en op de daar omschreven
voorwaarden het in de telastelegging genoemde rijwiel heeft ont
vangen
O., dat door getuige J. en evenmin door den getuige G. met
juistheid is kunnen worden opgegeven hoeveel beklaagde op dat
rijwiel heeft afbetaald, maar op grond van den inhoud van het
politierapport ddo. 8 Juni 1934 No. 953 bevattende de aangifte
door getuige G. van het beklaagde thans telastegelegde feit, in
verband met de opgaven van beklaagde, kan worden aangenomen,
dat beklaagde op het rijwiel minstens 46.25 en hoogstens het
door hem opgegeven bedrag van 51.75 heeft betaald, waarvan
blijkens de door beklaagde overgelegde kaart (product o. rood
van den inventaris) in 1933 35.is betaald
O., dat derhalve is komen vast te staan, dat beklaagde in De
cember 1932, omstreeks welken tijd hij volgens zijn opgaven het
rijwiel te Bandoeng heeft verkocht, terwijl uit het bij de stuk
ken aanwezige afschrift van het strafhoek van beklaagde blijkt,
dat hij op 28 December 1932 te Weltevreden van het subsistenten-
kader te Bandoeng is overgenomen, hoogstens 16.75 op be
doeld rijwiel had afbetaald
O., dat het verweer van beklaagde, dat hij het rijwiel had ge
kocht en tot verkoop van het rijwiel bevoegd zou zijn geweest
niet als te goeder trouw kan worden aangenomen, daar beklaag
de bij de ontvangst van het rijwiel een schriftelijke huurovereen
komst heeft geteekend en de getuige J. heeft verklaard, dat hij
beklaagde de beteekenis van de door hem onderteekende over
eenkomst in de Maleische taal bekend heeft gemaakt
dat bovendien bij het zeer uitgebreid en algemeen bekende
gebruik dat van huurkoopovereenkomsten wordt gemaakt, be-
klaagde's bewering dat hij een koop op afbetaling zou hebben
gesloten zeer onwaarschijnlijk voorkomt
O., dat de door beklaagde beweerde pogingen om aan den in
houd dier overeenkomst te Weltevreden te blijven voldoen even
min als ernstig kunnen worden genomen, daar hem toch het
adres van de firma te Bandoeng bekend was beklaagde blijkens
de verklaring van getuige G. nog in 1934, kort vóór de aangifte
bij de politie, op aanmaningen tot betaling niet gereageerd heeft
O., dat derhalve op de wijze als boven is omschreven, is komen
vast te staan, dat beklaagde omstreeks December 1932, toen be
klaagde nog slechts ongeveer 16.75 betaald had op het in de
telastelegging genoemde rijwiel, dat hij in huur onder zich had
en toebehoorde aan getuige J. te Bandoeng, opzettelijk zich dat
rijwiel wederrechtelijk heeft toegeëigend door het aan een on
bekend gebleven persoon te verkoopen en derhalve het wettig
en overtuigend bewijs van het hem telastegelegde en van zijn
schuld daar aan
192