In Hdst. I, dat over „gewonden en zieken in het algemeen" handelt, is het recht, dat de Conventie hun toekent met humani teit en zonder onderscheid van nationaliteit door de tegenpartij, die hun in haar macht heeft, behandeld en verzorgd te worden, nogmaals bekrachtigd door een gedeeltelijke omwerking van art. 1. Hierop wordt nogmaals de nadruk gelegd door art. 2, dat aan deze krijgsgevangenen de toepassing van de algemeene regelen van het volkenrecht verzekert, terwijl het er bovendien in voor ziet, dat de oorlogvoerende partijen vrij zullen blijven aan de gewonde gevangenen, boven de bestaande verplichtingen, zulke voordeelen toe te staan, die hun nuttig lijken. Naar aanleiding van de in den oorlog opgedane ondervindingen èn om practische redenen betreffende de uitvoering ervan zijn de verdragen, die hieromtrent afzonderlijk tusschen de partijen, die in de Conventie van 1906 een rol speelden, werden afgesloten, uitgesloten van de nieuwe Conventie. In het bijzonder is zulks het geval, eensdeels met de uitwisseling van de gewonden, die na afloop van den slag op het veld zijn blijven liggen, anderdeels met de uitwisseling van de gewonden en zieken, die de oorlogvoerenden na hun genezing of nadat ze vervoerbaar zijn geworden niet als krijgs gevangenen willen houden, en eindelijk met de interneering in een neutraal land tot aan het einde der vijandelijkheden van de gewonden en zieken, die naar dat land met diens goedvinden zijn teruggezonden. Het spreekt vanzelf, dat het intrekken in de nieuwe Conventie van deze voorstellen, die van een humanitairen geest spreken, in geen geval beteekent, dat deze overeenkomsten niet zullen kunnen of moeten worden afgesloten. Integendeel, de reeds genoemde toevoeging aan de „eindbespreking" staat toe verdragen van dezen aard uit te breiden en nieuwe wegen te openen met het doel aan de overlevenden van den oorlog een bestaan te verzekeren, dat dragelijker is dan het tot nu toe was. De droevige oorlogservaringen betreffende de moeilijkheden om de ongelukkige gewonden, die tusschen de linies bleven liggen en gedoemd waren daar hun laatste oogenblikken af te wachten, te hulp te komen, hebben de toevoeging van een nieuw voor schrift aan art. 3 gemotiveerd. Volgens dat voorschrift zal, telkens wanneer de omstandigheden zulks veroorloven, een plaatselijke wapenstilstand of staking van het vuren worden overeengekomen om de gewonden van deze categorie te kunnen verwijderen. Ove rigens zijn de bepalingen van art. 3 teruggebracht tot maatregelen, die door hem, die bezit neemt van het slagveld, moeten worden genomen, teneinde de gewonden en dooden op te zoeken en hen te beschermen tegen plundering en slechte behandeling. Art. 4 omvat de voorschriften, die betrekking hebben op de inlichtingen omtrent de gewonden en dooden, hun indentificatie en de graven. Hiervoor zal tusschen de oorlogvoerende partijen zoo spoedig mogelijk een inlichtingendienst worden ingesteld. 220

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 94