8. DE OPLEIDING VAN OFFICIEREN VAN GEZONDHEID
VOOR HET KONINKLIJK NEDERLANDSCH-INDISCH
LEGER IN HOLLAND EN IN NEDERLANDSCH-INDIË
door
W. M. G. HELFFERICH,
Off. v. Gezondheid le kl.
Het zij mij vergund naar aanleiding van het onder bovenge-
noemden titel in het I. M. T. 1935, No. 1 verschenen artikel van
den Kap. der Infanterie B. F. A. Schilmöller, een enkele opmer
king te maken ten aanzien van het gestelde op blz. 87 en 88
omtrent de detacheering van de jongere officieren van gezondheid
bij den troep.
Volgens den schrijver ware de weg van detacheering bij den
troep alleen te volgen, wanneer een algemeen-militaire opleiding
vóór de benoeming tot officier van gezondheid om de een of
andere reden niet mogelijk is geweest. Deze detacheering zou dus
als een nood-maatregel moeten worden beschouwd, gevolg van
een hiaat in de opleiding, en niet als een deel van de opleiding
zelve.
Wij kunnen dit standpunt niet deelen en wellicht kan door
het ondervolgende op de beteekenis van deze detacheering een
ander licht worden geworpen.
Men zal de officieren van gezondheid bij de voorbereiding voor
hun latere positie niet alles en ook niet het voornaamste door
theoretische cursussen kunnen bijbrengen. Er zijn verschillende
inzichten, die zij alleen kunnen opdoen door een nauw contact
met den troep.
In de eerste plaats dient hier gewezen te worden op de nood
zakelijkheid, dat de jongere officieren van gezondheid den mili
tair leert kennen in zijn eigen milieu.
Hij moet de verschillende landaarden leeren onderscheiden en
hen in hun verschillende karaktereigenschappen, eigenaardighe
den en prestaties leeren waardeeren.
Hij moet weten wat in den regel bij de uitrukkende diensten
en meerdaagsche oefeningen van het physiek der manschappen
wordt en kan worden geëischt en ook de noodige terreinkennis
opdoen.
23 7