397
„Formations et dispositifs de combat dans l'infanterie".
In Zweden verschenen hiertoe nieuwe aanwijzingen berustende op de
ervaring met de proef bataljons (zie W. J., I. K. V. 1933 blz. 259)rekening is
gehouden met een organisatie van het bataljon, welke geleidelijk zal worden
ingevoerd, van: staf, 3 tirailleurcien a 4 pelotons, 1 mitr. cie a 3 pel., 1 pel.
begeleidende wapens a 3 sien. Het beboschte en doorsneden Zw. terrein
dwingt tot decentralisatie van de zware wapens. Is een gevecht aanstaande,
dan worden mitr. en begeleidende wapens grootendeels ingedeeld bij de ti
railleurcien. De bat. cdt. houdt bij den aanvang van het gevecht slechts zoo
veel onder zijn rechtstreeksche bevelen als noodig is voor mogelijke bijzondere
opdrachten en om het gevecht te kunnen voeden.
Voor de verdediging wordt de nadruk gelegd op flankeerende vuren van
de mitr.; meer dan een stelling op voldoenden afstand van de frontlijn. De
opstelling van de mitr. zal overigens voortvloeien uit de opdrachten aan de
tir. cien. Bij de met het proefbataljon gehouden oefeningen zou gebleken zijn,
dat aldus een groote vereenvoudiging wordt verkregen; uitgebreide vuur
plannen zouden onnoodig zijn, snellere redactie van bevelen, eenvoudiger
opzet en uitvoering van aanvallen zou zijn verkregen. Bovendien schijnen
officieren en kader, gewend aan het gebruik van zware wapens, gaandeweg
meer initiatief te ontwikkelen, noodzakelijk om te kunnen profiteeren van
alle gunstige doch vluchtige kansen, die het gevecht biedt.
Infantry Journal, Sept./Oct. 1934.
In „If this be treason" pleit lieutenant colonel Rowan P. Lemly voor een
half-automatisch geweer als individueele bewapening en een lichten mitr.
met affuit als collectief wapen voor het vuurgevecht van de compagnie en
lager. Schr. wenscht in het bataljon zoowel in vredes- als in oorlogstijd alle
voor het gevecht noodige wapens, m.u.v. tanks (anti-tank- en luchtdoelwapens
worden niet genoemd. v.D.).
Het bataljon zou moeten bestaan uit staf, stafcie, 3 aaeivalscien en 1 onder-
steuningscie; de laatste a 2 X 4 mitr. en 4 mortieren; de aanvalscie met 2 sien
elk met 3 geweergroepen, het ondersteuningspel. met 3 X 2 It. mitr. en 1
geweersie; deze sie bestemd voor dekking en flankbeveiliging van de lt.
mitr., patrouilles en aanvulling van de aanvalssien. In deze organisatie is dus
de lt. mitr. compagniesorgaan, hetgeen n.o.m. niet doelmatig kan zijn.
Militar Wochenblatt, Nr. 16.
„Aus der Truppe-für die Truppe. Das Problem des scheuen Kaninchens."
De voorste infanterie beschikt niet over wapens om moderne tanks
te bestrijden, en is gedwongen „scheues Kaninchen" te spelen in de hoop, dat
de aanval in de diepte zal worden opgevangen; zelfs het moreel van de
beste infanterie is daar niet tegen bestand. De voorste infanterie moet daar
om een wapen hebben in staat de pantsering van in massa optredende tanks,
d.z. de lichte en middelbare, te doorboren op afstanden onder 300 m. Tegen
over de bestaande anti-tankwapens van 20 mm stelt schr. een mogelijke
oplossing door ruime uitrusting der geweergroepen met „Gehrlich"-geweren,
ev. met een gedeelte der munitie speciaal tegen tanks. De uitrusting van
de infanterie zou niet verzwaard worden, de infanterist zou van „scheues
Kaninchen" tot „passionierter Tankjager" worden, en de tank zou terug
vallen tot zijn beteekenis in den wereldoorlog, nl. van een waardevol hulp
wapen.
Allgemeine Schweizerische Militarzeitung, October 1934.
Uitgangspunt van „Betrachtungen über Möglichkeiten der Weiterent-
wicklung unserer M. G. Ausbildung" is voor Hauptmann G. Zublin de uit
rusting van een deel der lt. mitr. met affuiten; hierdoor zal indeeling van
mitr. bij de voorste cien minder voorkomen dan vroeger. Het in stelling
komen zal in het algemeen geheel kunnen worden voorbereid en bij direct