Bovendien wilde de actieleider, bekend zijnde met de geringe
materieele uitwerking van de granaten, nogmaals een poging doen
de verzetslieden, onder den indruk van de moreele uitwerking,
door sommatie tot overgave te bewegen.
Het nemen van bovenvermelde maatregelen nam geruimen tijd
in beslag. De vervaardigde stormladders bleken te kort te zijn.
Na ontvangst van de handgranaten, wierp luitenant Kooistra er
vier in de grot, de uitwerking bleek vrijwel nihil te zijn. Als ant
woord op de sommatie, welke thans volgde, werd slechts „dikir
vernomen, de verzetslieden waren blijkbaar van plan zich ten
doode te wijden.
Luitenant Kooistra, voor de derde maal willende opstijgen, na
dat hij nogmaals 4 handgranaten in de grot zou hebben geworpen
werd tijdens het werpen der granaten, dat beantwoord werd met
een regen van steenen, aan het hoofd gewond.
Intusschen kon men waarnemen, dat 2 verzetslieden door ka-
rabijnschoten buiten gevecht waren gesteld. Daar inmiddels ook
van andere punten vuur in de grot kon worden gebracht besloot
majoor Agerbeek in de dicht voor de grot staande boomen (B) een
schutter op te stellen.
Daarna begaf de actieleider zich naar de overzijde van den zee
arm ten einde kapitein Scheffrahn, die bevel had ontvangen naar
de grot op te rukken en langere stormladders te doen aanmaken,
nader van orders te voorzien. Tevens wilde de majoor meer hand
granaten uit het bivak Poedéng bestellen. n
Kort na zijn vertrek konden de schutters, die in de boomen wa
ren opgesteld, een levendig werkzaam vuur op de grot afgeven. Er
werd gemeld, dat nog drie verzetslieden waren getroffen, waarop
luitenant Kooistra het loffelijk initiatief nam nogmaals de grot te
bestijgen. Hij riep vrijwilligers voor en werd onmiddellijk gevolgd
door 2 maréchaussées( zijn dardanel Monatin, Amb. mar. Ie kl.,
nr 6399 en de Men. mar. 2e kl. Wangko, nr. 22793). Bij het betre
den van de grot stonden 2 vermoedelijk reeds gewonde verzets
lieden het groepje op te wachten zij werden onmiddellijk door ge
noemde maréchaussées neergelegd. Hierna kwam een groep on ei
den Eur. sergt. de Vries binnen, waarop met het afzoeken van de
grot kon worden begonnen.
Alle zeven gesneuvelde djahats werden gevonden. Bij het onder
zoek van de neergelegden bleek, dat Teungkoe Ma Ali, de pang
lima prang, een oude schotwond boven de rechter knie had. Aan
gezien de wond reeds geheel genezen was, had hij haar vermoede
lijk tijdens de aanraking op 26 November opgeloopen. Zeer waar
schijnlijk heeft majoor Agerbeek op dien dag met de geheele bende
aanraking gehad.
Teungkoe Hasan had een schot door den rechter onderarm,
waarschijnlijk verkregen tijdens aanraking op 19-12-33, de wond
was nog niet genezen. In de grot, welke 140 m. diep bleek te zijn,
296