Ook in onze militaire jurisprudentie is bij verschillende uit spraken uitgemaakt, dat niet alle weigering om bevelen op te volgen als opzettelijke ongehoorzaamheid kan worden beschouwd. Mr. A. J. VAN DEINSE zegt in „De algemeene beginselen van strafregt (Middelburg I860)" biz. 191: „Het zijn vooral ROSSI, RAUTER en CHAUVEAU die omtrent den aard en strekking en omvang van de krijgstucht en de rechtsgevolgen van het krijgs bevel in een opzettelijk onderzoek treden, en daarbij tot het besluit komen, dat hoever ook de onderworpenheid zich uitstrekt, de soldaat niettemin een zedelijk verantwoordelijk wezen blijft, en zich tot geen materieel werktuig heeft te verlagen; dat hoezeer de superieur moet weten wat hij te gebieden heeft, en de inferieur in het algemeen zich rechtvaardigt door het gebod, er niettemin gevallen zijn, waarin het bevel zoo klaarblijkelijk misdadig is, dat de wettigheid ervan zelfs niet kon verondersteld worden, dat er geen grond van verplichting om er aan te gehoorzamen, denkbaar is, en alzoo de uitvoerder van hetzelve verantwoordelijk blijft". „Moge nu in zeer vele gevallen het criterium van een en ander voor de hand liggen, in vele gevallen zal er moeilijk op te lossen twijfel overblijven; doch aarzelen wij niet om aan te nemen, dat ook volgens onze krijgswetten, wanneer bij zoodanigen twijfel de inferieur blijkt ter goeder trouw te hebben kunnen en te moeten vermeenen, dat het gegeven bevel wettig was, en hij derhalve, om niet in ongehoorzaamheid te vervallen, te gehoorzamen had, hij ook alsdan moet geoordeeld worden regtens en buiten alle ver antwoording van het gepleegde misdrijf gehandeld te hebben." Welke middelen staan den meerdere ten dienste „den Willen seiner Untergebenen sich derart unterzuordnen, dass sie den sei- nigen als den ihrigen ansehen, seinen Befehlen mit aller Hinge- bung, Selbstverlaugnung, ja selbst mit Opfern gehorchen" Als antwoord laat Daviianitsch volgen „Um dieses zu erreichen, gibt es zwei Mittel1. Erweckung der (inneren) Achtung, Anhanglichkeit und Liebe in dem Unterge benen zum Vorgesetzten, und 2. wo Güte nicht ausreicht ange- messene Strenge und Strafe." Een zeer werkzaam middel dat tot bereiking van het verlangde doel kan leiden is ook het den minderen inprenten van het belang van den plicht tot gehoorzaamheid, het hem doen beseffen van de waarheid, dat een leger zonder discipline geen leger is, slechts een massa individuen, die, doordat één leidende, allesbeheer- schende en overheerschende wil ontbreekt, tot geene enkele doel- 314 b Aldus DAMIANITSCH, Studiën über das Militar-Strafrecht, blz. 39. Herziening van het Militair Strafrecht, III. Ontwerp eener wet op de Krijgstucht, blz. 33 „Slechts zeer enkelen echter bezitten uit hun aard zulk een sterk bewustzijn van plicht. Bij verreweg de meesten moet het worden opgewekt, verlevendigd, ontwikkeld. Het is geen aangeboren, doch eene door oefening en leering verworven eigenschap etc

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 44