matige krachtsinspanning hoegenaamd in staat is zooals Moltke het zoo mooi uitgedrukt heeft: eine Armee ohne Disciplin ist auf alle Falie eine kostspielige, für den Krieg nicht ausreichen- de und im Frieden eine gefahrvolle Institution". Met handhaving van de plicht tot gehoorzaamheid staat of valt elk leger. De Ritmeister a. D. A. von Oertzen zeide in „Die geistigen Potenzen und die Armee" 2) Hoe is nu de plicht tot gehoorzaamheid in onze nieuwe militaire strafwetgeving geregeld De artikelen van het W. v. M. S., die de regeling van ons onder werp bevatten, zijn art. 103, hetwelk de opzettelijke, en art. 104, hetwelk de culpose ongehoorzaamheid strafbaar stelt. Daarnaast is te vermelden art. 124, welk artikel de opzettelijke ongehoor zaamheid aan dienstvoorschriften strafbaar stelt. De feiten, omschreven in art. 103 eerste lid, art. 104 en art. 124 W. v. M. S., kunnen krachtens art. 2, sub 2e a. W. K. krijgstuch- telijk worden afgedaan (als zgn. oneigenlijke krijgstuchtelijke vergrijpen), terwijl het feit vermeld in art. 103 tweede lid W. v. M. S. gedurende den tijd van oorlog, zooals die is omschreven in art. 58 van het militaire strafwetboek, krachtens art. 2 sub 2e b, W. K. krijgstuchtelijk kan worden afgedaan. Nadere bepalingen omtrent den gehoorzaamheidsplicht worden in onze nieuwe militaire strafwetgeving niet aangetroffen, speciaal niet het beginsel uitgedrukt in art. 80 C. W. L., dat „elk militair verplicht is in den dienst de orders hem gegeven door dengene, die boven hem gesteld is, te gehoorzamen". Hoewel het in zijn al gemeenheid behoort te worden gehandhaafd, behoeft dat grond beginsel echter niet in de strafwet met zooveel woorden te worden opgenomen: het ligt reeds opgesloten in de zoo algemeene straf baarstelling van de ongehoorzaamheid 3). Evenmin treffen wij in het Eerste Boek W.v.M.S. eene bepaling aan omtrent de strafrechtelijke aansprakelijkheid voor ten uitvoe ring van op bevel gepleegde strafbare feiten. 315 „Het militaire leven kent strikt genomen slechts twee woorden „bevelen en gehoorzamen. Dit zijn de twee brandpunten, waarom het „geheele bestaan van den soldaat, zoowel in als buiten dienst, zich „beweegt. De eerste fundamenteele plicht van den soldaat is gehoor zaamheid. Met gehoorzaamheid begint de militaire opvoeding, met „gehoorzaamheid eindigt zij. De geheele diensttijd van den militair „is als het ware doortrokken van gehoorzaamheid. Dit geldt zoowel „voor den oudsten generaal als voor den jongsten recruut." b COLLETTE, Militaire Spectator, 1890, blz. 718—719. Code Penal Mili taire voor België, door BYPELS, blz. 8. 2) Zie de vertaling hiervan in het „Orgaan der vereeniging ter beoefe ning van de krijgswetenschap", 1902-1903, blz. 743. 3) Aldus de M.v.T. (VAN DER HOEVEN II, blz. 220—221).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 45