vrucht begon te dragen (nl. van den Sachsischen kanselarij amb tenaar Menzel en den Oostenrijkschen legatiesecretaris Weingar- ten), die van dat tijdstip af FRIEDRICH afschriften van de ge heimste en belangrijkste correspondentie tusschen Rusland, Oos tenrijk en Sachsen verschaften. En uit die stukken bleek, dat reeds 6 maanden na den Vrede van Dresden een Verdrag van St. Petersburg werd gesloten, waarin onder meer werd vastgelegd, dat het welzijn van Rusland en Oostenrijk met zich bracht, dat Pruisen weer tot den staat van vóór den len Silezischen Oorlog, werd hersteld. En van 1746 af tot 1755 spanden beide groote Rijken zich in om kracht en middelen te vergaren welke voor de, utvoe- ring van hun plan noodig waren. Misschien konden zij in 1756 gereed zijn, doch zeker in 1757 en dan zou de afrekening plaats hebben. Maar FRIEDRICH was er de man niet naar om in spannende situaties als deze lang te talmenin zeer korten tijd sloot hij een neutraliteitsverdrag met Engeland te Westminster (Januari '56), waarbij de kwestie betreffende de schadeloosstellingen en schul den snel en afdoend werd geregeld. En toen de oorlogsvoorbe reidingen steeds dreigender werden (Russische troepenverzame lingen en -bewegingen aan de grens, Oostenrijksche kampen in Königsgratz en Prag) liet FRIEDRICH in Juli 1756 door zijn ge zant in Weenen vragen, wat de bedoeling van al die troepenactie was. En het antwoord blijkt uit FRIEDRICH's brief aan zijn broeder Wanneer ik nu nog vermeld, dat het MARIA THERESIA in Mei 1756 gelukte om een Verdrag met Frankrijk te sluiten, waarbij dat land zich verplichtte om Oostenrijk met 20.000 man te steunen, voor geval dat land zou worden aangevallen, dan is hiermede de politieke toestand midden 1756 in groote lijnen weergegeven. 274 „Die Wiener Antwort besagt, sie hatten durch Abschlusz einer „Offensivallianz mit Ruszland nichts gegen mich Feindliches getan. „Die Antwort ist unverschamt, hochmütig und verachtlich, kein Wort „Darin von der Zusieherung, die ich verlange, so dasz allein das Schwert „diesen gordischen knoten durchhauen kann. Ich bin unsehuldig an „diesem Kriege. Ich habe alles getan, um ihn zu vermeiden. Wie „grosz auch die Friedensliebe sein mag, Ehre und Sicherheit dürfen. „ihr nicht geopfert werden. Ich glaube, Sie werden bei Ihren mir „bekannten Gesinnungen ebenfalls meiner Ansicht sein. Jetzt dürfen „wir nur noch daran denken, wie wir den Krieg in einer Weise „führen können, die unsern Feinden die Lust benimmt, den Frieden „allzubald zu brechen." 1) 1) Mendelssohn, a.b., blz. 287; Carlyle, a.b., Vol. VII, p. 38.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 4