den slag bij Sedan te veroordeelen, waardoor gemakkelijk een
gedeeltelijke nederlaag had kunnen ontstaan, omdat hierdoor de
mogelijkheid ontstond, die von Moltke vóór alles wilde voorkomen,
dat sterke Fransche af deelingen op zwakke Duitsche krachten
zouden stooten.
Het is dan ook alleen aan den stelregel van von Moltke, dat
men aan verworven roem en prestige geen afbreuk moest doen,
te danken, dat in het groote werk van den generalen staf over
dezen oorlog, over deze fouten in de bevelvoering, gegrond op
onjuist beoordeelen van de omstandigheden, en het daardoor ten
onrechte onuitgevoerd laten van ontvangen bevelen, in veront
schuldigende bewoordingen wordt heengegleden. Ook in het be
lang van de zoozeer gewenschte zelfstandigheid, spaarde men den
onderbevelhebbers de als-de-dood gevreesde critiek.
Na 1870/71 onderging de opvoeding van de toekomstige aan
voerders op dit punt geen verandering. Te verwonderen valt het
niet, dat de wereldoorlog dan ook vele voorbeelden geeft van
ongehoorzaamheid door te groote zelfstandigheid.
De bevelvoerende generaal van het Eerste Armeekorps, Gene
raal von Frangois, verzamelde tijdens den opmarsch in Augustus
1914 zijn Armeekorps verder oostelijk dan hem bevolen was,
waardoor het tot den slag bij Stallupönen kwam, die in het kader
der operaties in het geheel niet paste.
Daarentegen voerde de commandant van een infanterie-divisie
op 28 Augustus 1914 een bevel tot den aanval uit, ofschoon hij het
bevel onjuist achtte en leed met zijne divisie een nederlaag. Hij
had zelfs niet gepoogd bij den meerdere de onjuistheid van het
bevel in het licht te stellen „omdat hij niet wilde tegenspreken".
Nu, na den verloren oorlog, gaan in Duitschland verschillende
stemmen op die vragen, of men met de opvoeding tot groote zelf
standigheid niet te ver is gegaan, en of door die opvoeding, de
grenzen van de gehoorzaamheidsplicht niet min of meer zijn
uitgewischt, doordat men zich, in plaats van te vragen: moet ik
van het hevel afwijkenvaak is gaan afvragen: kan ik misschien
op de een of andere manier ook niet gehoorzamen Zoo beschouwt
b.v. ook Generaal von Kuhl x) dezen vorm van ongehoorzaamheid
als een gevolg van de vóór den oorlog heerschende militaire mee
ningen, een gevolg dat in den oorlog een geweldige beteekenis
kreeg. Hij schrijft o.a.
„Es war gewissermaszen zum Sport geworden, den erteilten
„Auftrag sofort leichter Hand abzuschütteln und sich anders zu
„entschlieszen. Darin liegt doch eine grosze Gefahr. Der Unter-
„führer musz doch dahin erzogen werden, dasz er nur unter
„zwingenden Verhaltnissen von seinem Auftrag abweichen darf
331
b VON KUHL, „Friedenserziehung und Kriegserfahrung".