De totale breedte van het door mijn det. (een regiment inf.
met eenigen steun van hulp wapens) te verdedigen riviervak be
draagt 50 km. Op zijn vroegst kan ik ingaande 11-3-35 versterking
krijgen van de in het ontvangen bevel in pt. 4 b en c genoemde
troepen. In verband met een voor de hand liggende verdere vij.
luchtactie (wellicht ook van grondtroepen) ter bemoeilijking van
de concentratie bij Q is een eerst later beschikbaar komen dier
troepen zeer wel mogelijk. Voor de verdediging mag ik dus
voorloopig alleen rekenen op mijn det.
g. Een directe verdediging van het geheele riviervak, ten doel
hebbende onder gebruik making van de rivier als hindernis den
vij. aan de rivier tegen te houden, gaat ver boven mijn krachten;
ik zou daartoe bij T, U, V en in de strook W X onderscheiden
lijk over minstens 1 bat., 2 batn., 2 batn. en 1 a 2 regn. inf. moeten
beschikken afgezien nog van een flinken art. steun op elk dier
plaatsen, een reserve en een zij het ook minder zware be
zetting van de oevergedeelten tusschen T en TJ, U en V en V en W.
Ik zal mij dus moeten bepalen tot de indirecte rivierverdedi
ging met een bewaking aan de rivier, een krachtige mobiele alg.
reserve opgesteld achter het meest bedreigde frontgedeelte (voor
het terugwerpen van af dn., welke door de plaatselijke reserves niet
kunnen worden teruggeworpen) en een intensieve verkenning ten
einde vroegtijdig op de hoogte te zijn van de voorbereiding (c.q.
uitvoering) van overgangspogingen. Blijkens de krijgsgeschiedenis
valt er bij deze methode op te rekenen dat een goed voorbereide
en verrassend uitgevoerde vijandelijke poging tot overgang aan
vankelijk zal gelukken. De alg. reserve groot 1 a IV2 bat. en
zooveel mogelijk te vervoeren op auto's stel ik gemaskeerd op
halverwege het weggedeelte S Z.
Voor de bewaking verdeel ik het mij toegewezen vak op grond
van de hiervoren sub e omschreven overwegingen in 3 vakken
met als vakgrenzen de lijnen b en c. De vakbezettingen hebben
tot taak patrouilles en zwakke afdn. den overgang zooveel mogelijk
te beletten, eventueel overgegane patrouilles en zwakke afdn.
terug te werpen, overgeganen sterkeren afdn., welke niet kunnen
worden teruggeworpen, in afwachting van een ingrijpen door de
alg. reserve een verderen voortgang op den O oever en het zich
ter verdediging inrichten te bemoeilijken en daarbij zoo noodig
onder vertraging van 's vijands opmarsch in O richting terug te
gaan tot de lijn d (het gros langs de wegen onder bestrijking van
het tusschenterrein met vuur uit automatische wapens en van
kleine afdn. in het terrein)Overigens zullen de voor overgang zich
het best leenende riviergedeelten, voor zoover de beschikbare
middelen zulks toelaten, zooveel mogelijk met vuur uit automati
sche wapens worden bestreken gedurende de perioden dat een
overgangspoging kan worden verwacht.
340