G. De brigades onder co van majoor Agerbeek lagen in twee
hinderlagen o. en w. van het hoogste punt nabij km. 69 en bij km.
68, kapitein Scheffrahn in hinderlaag bij km. 63. Bij het aanbreken
van den dag rukte kapitein Scheffrahn op naar km. 68, terwijl de
actieleider met de 2de brig. mar. te 9 vom. bij K op de landtong
aankwam. Na een kookrust werd te 10.30 vom. naar de grot over
gestoken. 2 groepen werden bij punt H en I opgesteld. Zij konden
twee open strooke'n ter weerszijden van de grot (aardstortingen,
zie foto No. 1) onder vuur nemen. Luitenant Kooistra kreeg op
dracht met 3 groepen op te rukken tot den ingang van de grot,
majoor Agerbeek volgde met 2 groepen daarachter.
Ter verduidelijking van de thans volgende gevechtshandelingen
volgt eerst een beschrijving van het gevechtsterrein.
De 30 m. breede terreinstrook tusschen den oever en de
ingangen van de grotten is vrij steil en bezaaid met rotsblokken,
waarvan de voornaamste op bijl. VI. zijn aangegeven.
De begroeiing bestaat uit enkele groote boomen en laag onder
hout. Daarachter verheft zich een nagenoeg loodrechte 15 m.
hooge karangmuur (lijn M-L)In dien muur bevinden zich bij 1, 2
en 3 gaten, welke de ingangen van een gelijk aantal grotten vormen.
293
roisbloJc
3 m hoog
rois-