512
In Artilleristische Bekampfung von Kampfwagen-Angriffe (Nov. aflevering)
wordt eerst een beschouwing gegeven over de bestaande artilleristische
afweermiddelen. „Bestückte Kraftfahrzeuge", dus vuurmonden op affuiten
met eigen motorische beweegkracht, zijn reeds opgewassen tegen vecht-
wagens, mits zij tijdig opgesteld zijn tegen de tank en niet „auf diese lose
gehen". Een kanon, dat stilstaat, is uiteraard überlegen aan een kanon in
beweging. Dit geldt ook voor het andere geschut van de art., indien het
direct op het doel kan richten. Zulks is echter alleen toe te passen op
de kortere afstanden.
Daarna wordt het spervuur besproken, dus het massavuur van de art.
tegen tanks. De S. geeft toe, dat, om treffers te verkrijgen, men over een
geweldige hoeveelheid munitie en veel art. moet beschikken, Hij stelt hier
naast echter de moreele uitwerking, die men veelal verwaarloost. In den
wereldoorlog is vaak opgemerkt, dat tanks vóór het spervuur den aanval
staakten en dat, zonder getroffen te zijn, de bemanning het voertuig verliet
en dekking zocht in het terrein. Een eisch voor het spervuur is, dat het
door de stukken zijdelings niet precies op één punt wordt afgegeven, omdat
anders de vechtwagens (en ook de inf.) gelegenheid krijgen om tusschen de
trefferbeelden der stukken door te gaan. Overigens hebben de scherven van
granaten van zwaar kaliber ook het vermogen om het pantser door te slaan.
Wij zouden er echter aan willen herinneren, dat het spervuur in den bewe
gingsoorlog op geen stukken na de dichtheid kan krijgen van dat in den
stellingoorlog, terwijl de beschikbare zware art. ook betrekkelijk zwak is;
daarmede vermindert ook de moreele uitwerking van het spervuur. Slechts
op een zeer beperkt front zou men de „muur van vuur" kunnen verwezen
lijken. Onderschreven kan echter worden, dat het spervuur onafhankelijk
is van een neveldekking van de aanvallende vechtwagens, wat van het vuur
met directe richting niet gezegd kan worden. S. besluit met als regel te geven,
dat waar een vechtwagenaanval zich op het gevechtsveld afteekent alle
batterijen moeten deelnemen aan een spervuur, liggende in de aanvalsrich
ting der wagens. Dit vuur moet van voldoende breedte zijn, door de stukken
niet op één punt worden afgegeven, terwijl het verder eischt groote vuursnel-
heid en veel munitie.
In dezelfde aflevering schrijft S. over Französisches und Amerikanisches
Schieszverfahren zur Abwehr von Kampjwagen. Het verschil in de voor
geschreven vuurwijze wordt veroorzaakt door het verschil in vermogen van
het gebruikte geschut, het verschil in schatting van de mogelijke snelheid
der tanks en het verschil in waardeering van personeel en materieel.
In Frankrijk heeft men het in den wereldoorlog gebruikte inf. geschut
M. 16 T.R. met V0 van 400 m vervangen door een Hotchkiss-kanon van 40 mm
met spreidaffuit en V0 van 840 m (toegevoegd aan de inf. regtn)De snelheid
van vechtwagens in het gevecht wordt geschat op 20 km/uur. Verder is men
in Frankrijk sterk geporteerd voor uitschakeling van de fouten van den
„mensch" en dus geneigd tot een zooveel mogelijke machinale uitvoering van
het vuur. Hieruit is de volgende wijze van bestrijding gevolgd.
De vuuropening geschiedt in beginsel op 1200 m (Het gaat hier om het
direct richtend anti-tank-geschut). Het terrein in een halve cirkel om
het stuk is verdeeld in cirkelbogen met straal van 1200 m, 1000 m, 800 m, enz.,
kenbaar door terreinpunten. Overschrijdt de vechtwagen de cirkel van 1200
m, dan wordt het vuur geopend met op 1000 m gestelde opzet. Dit verschil
in afstand houdt verband met den door het voertuig afgelegden weg tijdens
de vluchttijd van het projectiel. Bij het overschrijden van den cirkel van
1000 m, wordt de opzet gesteld op 800 m, enz.
Het voordeel van deze mechanische methode is, dat schatting van den
afstand, van „voorhoud"afstand, enz. worden vermeden. Het nadeel is, dat
men op het oogenblik, dat een cirkel wordt overschreden perse te kort
schiet, zoodat dus een deel van de munitie onnoodig wordt verschoten.