513
Een tweede nadeel is, dat de methode slechts is berekend op naderende
doelen, en dus voor zijwaarts bewegende doelen een andere methode moet
worden gevolgd.
De Amerikanen hebben als anti-tank-geschut het inf. kanon M. 25 van
37 mm met Vo van 610 m. De snelheid van tanks schat men in Amerika veel
hooger dan in Frankrijk. In het beroepsleger wordt ook een hoogere wissel
getrokken op de persoonlijke prestaties van den enkeling. Daardoor is de
bestrijding in Amerika als volgt.
Vuuropening op 1500 m. De „voorhoud"-maat wordt door den richter
gemeten met behulp van den richtkijker, rekening houdende met den vlucht-
tijd van het projectiel. Met behulp hiervan worden de richtmiddelen juist
gesteld. Men ontgaat hierbij dus, dat een deel van de munitie zonder resultaat
wordt verschoten. Een moeilijkheid is echter het bijhouden van den afstand,
terwijl de methode ook een hooge graad van geoefendheid van den richter
vereischt.
In de December-aflevering van hetzelfde tijdschrift bestrijdt de Major
a. D. Schneider in een artikel Kampfwagen-Abwehr het vaak voorgestane
idee om de vechtwagenafweer te baseeren op speryuren. S. berekent, dat
de trefkans op een vechtwagen in een dergelijk spervuur 0,8 bedraagt,
dat dus van de 120 wagens, die een dergelijk spervuur passeeren, misschien
1 wagen buiten gevecht gesteld zal worden. Ofschoon op de door S. gegeven
trefkansberekening wel eenige aanmerking valt te maken, blijft toch het
feit bestaan, dat de trefkans uiterst gering is en niet boven eenige procenten
zal uitstijgen. Gezien deze geringe materieele uitwerking, acht S. ook de
moreele uitwerking van een dergelijk vuur gering. Verder wijst hij op het
gevaar, dat de vijand door schijnaanvallen den munitievoorraad kan uit
putten. Daarom is de eenige kans op behoorlijken afweer gelegen in een
gericht en waargenomen vuur. In hoeverre veldartillerie (met spreidaffuit)
nog geschikt is voor een dergelijk vuur zal door proefnemingen moeten
worden uitgemaakt. De infanterie moet echter een wapen krijgen, dat naast
geschiktheid als inf. geschut (houwitserbaan) ook bruikbaar is voor tank-
afweer. S. verlangt dan in plaats van het krombaan-inf. geschut een vlak-
baanvuurmond, die vuurt met van tijdbuis voorziene granaten of wel met
granaten in ricochetwerking. De motieven, die S. verder ontwikkelt, zijn
wel eenigszins gezocht om te kunnen komen tot een eenheidskanon met
groote Vo. Naast eene beperking van het aantal soorten zware vuurwapens
van het bataljon (ook de zeer zware mitrs wil S. doen vervallen) dwingt
hiertoe verder de omstandigheid, dat voor tangafweer een zeer groot aantal
wapens noodig is. Met 2 of 4 wapens per bataljon komt men niet uit; in
voorste lijn is minstens 1 tankafweerkanon per 100 m noodig. Het aangewezen
wapen acht S. een 2 cm-mitr. met pantserkogel van 150 gram en Vo van
1000 m. Eventueel acht hij het mogelijk om het kaliber op te voeren tot
3,7 cm.
Gebruik Luchtdoelartillerie.
In de Revue d'Inf. van 1 November 1934 komt van de hand van Luit. Kol.
Tin de „Chronique des revues militaires étrangères" eene uitge
breide verhandeling voor over een artikel betreffende „Emploi de l'artïllerie
antiaérienne" in Italiaansche Re vista di artigleria e genio van Jan. 1934.
Het artikel begint met eene beschouwing van de mogelijkheden van de
artillerie bij de luchtverdediging. Om een enkel vliegtuig af te schieten
worden 1500 schoten noodig geacht, welke hoeveelheid dus verschoten moet
zijn in den tijd, dat het doel binnen vuurbereik is, zijnde 200 sec.
Voor een bombardementsopdracht zullen de vliegtuigen groepsgewijze
optreden. Aangenomen wordt een inzet van 20 a 30 vliegtuigen in groepen
van 6 a 8. Voor dit geval daalt het aantal schoten, noodig om een vliegtuig
af te schieten, tot 1000. Voor n vliegtuigen wordt dit dus 1000 X n schoten,
af te vuren in 200 sec. Rekenende op 5 a 6 rafales gedurende die 200 sec.