514 en op 4 a 5 schoten per stuk bij elke rafale, blijken dan noodig te zijn 12 batterijen om een enkel vliegtuig af te schieten en 65 a 70 batterijen om een groep van 8 vliegtuigen onschadelijk te maken. De vernietiging van elk zich vertoonend vliegtuig eischt dus een geweldige hoeveelheid artillerie. Het hoofddoel, voorkomen van de actie der vliegtuigen kan echter wel met geringer materieele uitwerking gepaard gaan, in verband met de moreele uitwerking van het vuur. Overigens wordt bepleit om de veldart. aan dit vuur te doen deelnemen. De technische moeilijkheden om het materieel hiervoor geschikt te maken worden niet onoverkomenlijk geacht. Meer bezwaar wordt gezien in de africhting van het personeel en in het feit, dat deze artillerie bovendien haar hoofddoel, de vijandelijke inf. en vechtwagens, niet mag loslaten. Het tweede hoofdstuk behandelt de verdeeling der middelen. Voorop gesteld wordt, dat een voorkomen van eiken luchtaanval uitgesloten is. De batterij is de technische vuureenheid, de afdeeling de tactische. Het meest gewenschte aantal stukken per batterij is vier. Voor hoogten van 800 tot 1000 m moeten kalibers van 20 60 mm worden gebruikt, daarboven artil lerie van 7,5 12 cm, waarbij de hoogten van 1000 1500 m gereserveerd worden voor de veldart., v.z.v. die hiervoor kan worden ingedeeld, die van 1500 - 5000 m voor de speciale ld. art. Boven 5000 m wordt geen practische waarde gehecht aan het vuur. De ld. art. moet zorgen gevrijwaard te zijn tegen verrassing, waartoe een waarschuwingsdienst noodig is op minstens 3 zijden; front en beide flanken. Om tijdig gereed te zijn moet deze waarschuwingsdienst tot 15 a 20 km van de batterijen worden vooruitgeschoven. De ld. battn. moeten flankeerend worden opgesteld ten opzichte van de meest waarschijnlijke naderingsrichtingen. De luchtverdediging heeft verder een zeker stabiel karakter; de organisatie moet daarom niet noodeloos wor den gewijzigd. Eene uitzondering vormt uiteraard het beschermen van eene colonne op marsch. Het derde hoofdstuk behandelt de „manoeuvre des feux". Gewezen wordt op de noodzaak om in verband met den korten beschikbaren tijd de middelen tevoren te verdeelen. De volgende verdeeling wordt noodig geacht. Bij de divisieaut. wapens tegen laagvliegende vlgtgn, bij uitzondering enkele art. onderdeelen. Bij het legerkorps luchtdoelbatterijen van 75 mm op de naderingswegen ter verdediging van de zone van het L. K., inbegrepen de sectoren der divisies. Bij het leger luchtdoelbatterijen van 100 120 mm op de meest belang rijke naderingswegen, en van 75 mm voor de verdediging van de achter- waartsche verbindingen. Hieruit volgt de volgende organisatie. Bij het leger een directie voor de luchtverdediging, belast met de con ceptie dezer verdediging, en beschikkende over luchtverdedigingsorganen als ld. art. van 100 120 mm en 75 mm, luchtwachtdiensten, jachtescadrilles. Bij het legerkorps een commando voor de luchtverdediging, belast met de organisatie van de „manoeuvre des feux". Bij de divisie een commando voor de luchtverdediging, belast met de uitvoering der vuren in zijn sector. De ld. art. moet rechtstreeks ressorteeren onder den Cdt der troepen eenheid en niet onder den Art. cdt noch onder de Cdt der luchtstrijdkrachten. Aan het slot worden eenige algemeene regels voor de land-artillerie ge toetst op hunne bruikbaarheid voor de luchtdoelartillerie. Schieten. De lieutenant De Moor toont in Analyse mathématique des régies de tir" (Bulletin helge des sciences mil. van Dec. 1934) de bases aan, waarop de verschillende schietregels van de Belg. Instruction sur le tir de l'art. berus ten. Aan de hand van de waarschijnlijkheidsrekening wordt o.a. afgeleid,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 106