Filmen is voortdurend fotografeeren, is wel eens gezegd en dit
is ook volkomen juist. Een film bestaat uit een lange serie op
zich zelf staande foto's. Door nu deze foto's met een snelheid van
16 24 beeldjes per seconde te projecteeren, ontstaat tengevolge
van de traagheid van het menschelijk oog een schijnbare be
weging.
In werkelijkheid staat elk beeldje een onderdeel van een seconde
stil en wordt daarna met een „ruk" door een volgend beeldje
vervangen. Deze beeldwisseling moet echter voor den toeschou
wer ongemerkt plaats vinden. Hiertoe is in het projectietoestel de
z.g. vlinder ingebouwd, die zich juist voor het beeldvenster bevindt
op het moment, dat een beeldje door een volgend vervangen
wordt.
Deze 1624 lichtonderbrekingen zouden echter een sterk flik
kerend beeld veroorzaken. Om deze flikkering weg te nemen,
wordt ook tijdens den stilstand van het beeldje het licht nog één
of tweemaal onderbroken (het gebruik van twee- en driebladige
vlinders), waarna de lichtonderbrekingen niet meer door het oog
kunnen worden waargenomen.
Voor instructiedoeleinden kan de voortdurende en snelle beeld
verwisseling wel eens een bezwaar vormen, nl., omdat men een
bepaald beeld in het kort zou willen toelichten. Dit bezwaar is te
ondervangen door er bij de opname rekening mee te houden, dat
bepaalde beelden eenigen tijd onveranderd moeten worden gepro
jecteerd. Bij moderne projectietoestellen bestaat bovendien de
mogelijkheid om tijdens de projectie het film-aandrijfmechanisme
uit te schakelen, langzaam beeld voor beeld voor te brengen en om
de film terug te laten loopen. Voor het geven van toelichting op
een bepaald beeld kan de film dus even worden stop gezet; bij
het beeld voor beeld voorbrengen kan de aandacht worden geves
tigd op kleine veranderingen, die anders onopgemerkt zouden blij
ven, terwijl het doen terugloopen van de film de gelegenheid opent
om belangrijke scènes twee- of meermalen te vertoonen.
Nog even willen we wijzen op een verkeerde opvatting, die nog
bij sommigen heerscht over den invloed van de snelheid, waarmee
de film wordt afgedraaid. Zooals hierboven reeds gezegd is be
draagt deze 1624 beeldjes per seconde. De geluidsfilm wordt
steeds met een constante snelheid van 24 beeldjes gedraaid, de
projectiesnelheid voor smalfilm is normaal 16 beeldjes. Uiteraard
maakt het bij de stille film wel eenig verschil of met de maximum
of met de minimum snelheid geprojecteerd wordt, doch van veel
grooter invloed is de snelheid, waarmede de opname heeft plaats
gehad. Een scène, opgenomen met een snelheid van 64 beeldjes
per seconde, geeft bij een projectiesnelheid van 16 beeldjes een
viermaal vertraagde beweging te zien, de z.g. slow motion. Deze
vertraagde film is bijzonder geschikt om snelle bewegingen met
429