Het aanleggen van kleine mijnenvelden met behulp van hand
granaten wordt in het Nederlandsche handgranaten voorschrift
uitvoerig behandeld (zie ook de Wetenschappelijke Jaarberichten
1932 en 1933, resp. blz. 287 en 39 van de Indische Krijgskundige
Vereeniging)Men beoogt daarbij o.m. het onklaar maken van
vechtwagens ed. door het doen detoneeren van een betrekkelijk
groote hoeveelheid springstof in de onmiddellijke nabijheid. Dit
oogmerk lijkt echter beter te bereiken met onze offensieve hand
granaten dan met de daar te lande te bezigen ,,paketten-ei-hand-
granaten".
Een andere zeer voor de hand liggende toepassing van de hand
granaten is ze te gebruiken voor opruimingen en vernielingen.
Dit punt was vroeger voor de infanterie taboe. De practische
toepassing moest worden overgelaten aan de toch reeds met vele
werkzaamheden overladen genietroepen. Behalve trotyl vertrouwt
punt 37 van het V.H.I. thans artikelen als boorpatronen, slagpijp
jes en Bickford-vuurkoord geheel aan de infanterie toe. Genoemde
ontstekingsmiddelen zijn nu nog slechts aanwezig voor de oefe
ningen met scherpe handgranaten, om gevaarlijke niet gespron
gen projectielen op te ruimen.
Voor het verrichten van eenvoudige vernielingen als het onbe
rijdbaar maken van wegen en paden, het opblazen van duikers,
het opruimen van hindernissen ed. is echter niet veel meer noodig.
Toevoeging van waterlont zou aanbeveling verdienen, terwijl het
vermoedelijk wel mogelijk zal zijn voor oorlogsdoeleinden de
boorpatronen achterwege te laten, indien instede daarvan een slag
pijpje met nok wordt verstrekt, dat de plaats kan innemen van
den detonator. Het geringe gewicht van deze materialen zal het
meevoeren in den gevechtstrein mogelijk maken.
De vernielingen en opruimingen door de infanterie met trotyl
te verrichten zullen zich overigens wel moeten beperken tot die
gevallen waarin met lontsteking kan worden volstaan. Het gebruik
van gloeipatronen en andere electrische ontstekings-apparaten
vereischt alweer meer materiaal en een speciale opleiding.
Toch zou de mogelijkheid om hiervoor het telefoonpersoneel
van de veldbataljons te bekwamen, onder de oogen kunnen wor
den gezien. Het door de infanterie op het meest gunstige moment
opblazen van een kunstwerk kan - ook in den bewegingsoorlog
van onschatbaar nut zijn. De daarvoor benoodigde materialen
behooren thans reeds voor een deel tot de uitrusting.
In het V.H.I. staat het gebruik van de materialen die ook voor
opruimings- en vernielingswerkzaamheden noodig zijn in enkele
regels aangegeven. Mocht de infanterie metterdaad worden belast
met deze aangelegenheden zooals bij de oefeningen veelal wordt
ondersteld en zooals dat in het A.T.V. II bij den terugtocht ook
wordt geëischt dan is het niet noodig daarvoor een uitvoerige
436