omschrijving van de opdracht noodig. Een kruiser b.v. is voor de kustbatterijen een „belangrijk doel op zee", maar voor de mobiele artillerie is dit doel niet bestemd. Wij staan daar niet om de taak van de kust-artillerie over te nemen, doch om de infanterie te steunen en dan zijn voor ons alleen belangrijke doelen op zee de transportschepen en in een later stadium de sloepen en landende troepen. Wanneer de mobiele artillerie het vuur opent op de vijandelijke oorlogsvloot dan heeft zij haar stellingen verraden; de vijand is gewaarschuwd en al heeft dan ook het vuur van scheepsgeschut op met indirecte richting vurende batterijen een klein percentage daadwerkelijke uitwerking, zoo zal zij het haar, op het moment dat haar hoofdtaak aangebroken zal zijn en zij haar meest nuttig effect kan afwerpen (n.l. bij de landing), lastig genoeg kunnen maken om haar de uitoefening van haar hoofdtaak steun eigen infanterie bij de landing, vrijwel onmogelijk te maken. We moeten hier tevens bij bedenken, dat op het moment van de landing de vijand, althans ter plaatse, de heerschappij ter zee en in de lucht heeft. In het artikel van den Kolonel der Artillerie J. Dormaar lezen we dan ook op blz. 410 van het I.M.T. No. 6,1927: „Onze artillerie moet op het juiste oogenblik de gevaarlijkste doelen afdoend beschieten. Dit zij het grondbeginsel voor het gebruik van onze weinig talrijke artillerie". Alleen dan zullen we het vuur op vijandelijke schepen openen, wanneer het doelen zijn welke op dat moment voor ons gevaarlijk zijn of het binnenkort zullen worden, b.v. een lichte torpedojager, welke zich dicht langs de kust waagt voor verkenningen of pei lingen; een mijnenveger die een mijnversperring opruimt en dooi de mijnversperringsbatterijen niet onder vuur genomen kan wor den (b.v. bij het optreden van verschillende doelen tegelijk). Maar ook alleen dan zullen we een doel onder vuur nemen, wanneer we een vrij groote mate van zekerheid hebben het schip binnen korten tijd vernield te zien, want het verraden van onze stel lingen staat, zoolang onze hoofdtaak nog niet uitgevoerd kan wor den, gelijk met het prijsgeven van den factor verrassing. Onze artillerie is „te weinig talrijk" om een gedeelte af te zonderen en alleen voor deze taken te bestemmen. Ook met het vuren op vijandelijke transportschepen dienen we niet al te haastig te zijn; hoe dichter wij deze laten naderen, hoe zekerder we er van kunnen zijn ze binnen korten tijd te hebben vernield en hoe langer het duurt aleer zij weder buiten bereik van onze vuurmonden gekomen zijn. Ook al zullen we er niet in slagen ze te vernielen en ze alleen maar te hebben weggejaagd, zoo heb ben we toch tot voordeel bereikt, dat de sloepen een grooteren afstand hebben af te leggen, waardoor wij weer tijdwinst hebben verkregen. 441

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 33