Er zal echter op moeten worden gerekend dat gedurende den nacht de voorbereidingen voor de landing worden getroffen; de transportschepen voor anker gaan liggen, het overschepen van het eerste echelon in de sloepen onder bescherming der duisternis plaats heeft en aan onze artillerie geen zoeklichten zijn toegewezen, welke ons in staat zouden stellen een en ander onder een soort tegenvoorbereidingsvuur te leggen. Bij dagaanbreken kunnen we dus de sloepen met het eerste echelon voor de kust verwachten en thans krijgt de artillerie de kans haar hoofdtaak te vervullen. En deze zal maar op één wijze kunnen worden uitgevoerd, n.l. door het leggen der afsluitingsvuren, welke de kapitein Weyerman aangeeft in zijn artikel. Waar wij een groot aantal sloepen tegen over ons krijgen, alle op zich zelf kleine, gezien den korten af stand, met groote hoeksnelheid bewegende doelen, is het artil- leristisch fout om per batterij één bepaalde sloep onder vuur te nemen. Onze artillerie is daar te weinig talrijk voor en zelfs bij vuur met directe richting zullen de niet onder vuur genomen sloepen voldoende tijd vinden om zonder verliezen de kust te naderen. De afstand waarop deze afsluitingsvuren moeten worden afge geven is geheel afhankelijk van plaatselijke factoren; technische bezwaren der artillerie, zooals: geen stellingmogelijkheid, te groote min. afstand, a.a., moeten geheel ondergeschikt zijn aan de ver langens der infanterie waar het de uitoefening van onze hoofdtaak zal gelden. Wij dienen in de eerste plaats volkomen op de hoogte te zijn van de ligging der verschillende diepvademlijnen voor de kust; den toestand van den grond (karang, zand, modder,); de verschillen tusschen eb en vloed (getijtafels)we moeten op elk uur van den dag op de hoogte zijn van de diepte van het water op verschillende afstanden; we moeten de richting en snelheid der stroomingen kennen en ten slotte moeten we een idee hebben van den diepgang der sloepen, welke we tegenover ons kunnen verwachten. Met deze gegevens zijn wij dan in staat om op elk uur van eiken dag te be rekenen in welke strook we een vastloopen der vijandelijke sloe pen kunnen verwachten. Deze strook zal met een uitbreiding voor onnauwkeurigheden en b.v. invloed van wind, tot op 100 m. te bepalen zijn. In deze strook kunnen we dus verwachten, dat de vijandelijke infanterie uit de sloepen stapt en den resteerenden afstand wadende moet afleggen. Maar het is dan ook in deze strook en op dat moment, dat het afsluitingsvuur van artillerie en zware inf. wapens tegelijk moet losbarsten, niet later en vooral niet eerder (A. T. V. II. pt. 209). Ook zullen de infanteriezoeklichten voldoende reikwijdte moe ten bezitten om deze strook voldoende te kunnen belichten. Wan neer de bodemgesteldheid dusdanig is, dat we er op moeten reke nen dat de vijand niet zijn sloepen laat vastloopen, b.v. op scherpe 442

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 34