karang, dan zal de samenwerking tusschen infanterie en artillerie voldoende soepel dienen te zijn om op elk gewild moment deze afsluitingsvuren op andere afstanden te kunnen afgeven. Deze zienswijze is in overeenstemming met punt 209 van het A.T.V. II en dus is van vuren op zeedoelen eigenlijk geen sprake meer. Onder „zeedoelen" hebben we dan alleen te verstaan voor mobiele artillerie loonende, afzonderlijke, al dan niet bewegende schepen, waarop met een batterij met vereenigde richtlijnen, hetzij direct, hetzij indirect, gericht wordt. Zooals hierboven reeds be sproken, zullen dit in hoofdzaak blijken te zijn transportschepen, mijnenvegers en in bijzondere gevallen een licht gepantserde tor pedojager of hulpkruiser. Wanneer wij thans onze reglementen opslaan om een oplossing te vinden voor dit geval, dan blijkt het dat we hier voor iets nieuws staan, iets, waarin onze voorschriften, zoowel tactische als techni sche, niet hebben voorzien. Het vuren op zeedoelen zal derhalve enkele nieuwe hoofdstukken eischen, speciaal in ons V.S.A.I., V.R.A. en onze bedieningsvoorschriften. Het A.T.V. II spreekt in punt 47 wel over „luchtdoelen" (lucht doelartillerie) maar niet over „zeedoelen" (kustartillerie) Het G. V. Mob. A. legt ons in punt 17 (2) reeds een groote be perking op van de doelen welke men onder vuur wenscht te nemen, doch dit slaat zoowel op landdoelen als op zeedoelen, het wordt ons niet verboden om op zeedoelen te vuren. Wat dan onze meer technische reglementen betreft, geeft het V.S.A.I. in de punten 162 t/m 166 en verder in 180 en 181 de schietregels voor het vuren op bewegende doelen. De redactie van deze punten is voldoende ruim om, al naar gelang het optreden van het doel en het inzicht van den vuurleider, verschillende oplossingen mogelijk te maken. Punt 163 b.v. spreekt over „geen kleinere vork" (dus wel grootere is toegestaan)punt 164 kan het noodig maken"; 166 is alleen van toepassing op landdoelen en in 180 laatste alinea vinden we reeds de erkenning van het feit, dat niet het inschieten zelf, doch het ingeschoten blijven de groot ste moeilijkheid is bij het vuren op bewegende doelen. Heeft een ervaren vuurleider aan deze regels zeer.zeker voldoende om b.v. een, over een weg marcheerende colonne onder vuur te nemen, waarbij hij, bij eenigszins gunstige waarnemingspost veel houvast heeft aan het omliggende terrein, zij zijn niet voldoende bindend voor het vuren op zeedoelen. Dit zou een apart hoofdstuk in het V.S.A.I. noodig maken, waarbij het schietvoorschrift voor de kustartillerie als basis zou moeten dienen. Ook hetgeen onze 3 bedieningsvoorschriften aangeven voor het richten bij het stuk voor vuur op bewegende zeedoelen is onvol doende; wanneer men er toe besluit om aan de mobiele artillerie ook de taak van vuur op zeedoelen te geven, dan is ook hier een 443

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 35