richting, vooral voor wat de vuurleiding aangaat, zullen we toch
deze methode als norm aannemen.
Thans de bijzondere moeilijkheden welke zich voordoen bij het
schieten op bewegende doelen op zee.
We kunnen de beweging van een schip in twee componenten
ontbinden t.o.v. de batterij, n.l. een voor- of achterwaartsche (af
standverloop of en een zijwaartsche beweging (doorzeiling)
Verandert de afstand voortdurend door het afstandverloop,
de doorzeiling zal ten gevolge hiervan, onafhankelijk van snel
heidsverandering, ook veranderen.
Er moet worden ingesteld een z.g. vuurleidingsgroep. Zij kan
voor haar taak geoefend worden, zonder dat het noodig is dat de
vuurmonden in stelling komen.
Voorts onderscheiden we twee tempo's, n.l. een meettempo en
een vuurtempo. Het meettempo is b.v. 30 sec., d.w.z. dat om de 30
sec. een meting wordt verricht, welke op zich zelf slechts enkele
sec. duurt en waarbij men de resteerende sec. den tijd heeft de
resultaten der meting te verwerken. Het vuurtempo is dan het aan
tal sec. waarna de batterij telkens een salvo afgeeft (geen lagen-
vuur)De beide tempo's hoeven niet aan elkaar gelijk te zijn; we
moeten ons snelvuurgeschut uitbuiten; na eenige oefening zal een
vuurtempo van 10-15 sec. te bereiken zijn. Een meettempo van
20 sec. is daarentegen al als snel aan te merken.
Onder doorzeiling verstaan we het aantal %0 waarover een schip
zich gedurende het vuurtempo zijwaarts verplaatst.
Wanneer het meettempo 30 sec. is en de opgemeten zijw. ver
plaatsing in die 30 sec. is -3, dan wil dat zeggen dat voor een
vuurtempo van 10 sec. de doorzeiling -1 %o is. Een negatieve
doorzeiling duidt op een bewegend doel van links naar rechts, een
positieve van rechts naar links.
Onder afstandverloop verstaan we dan het aantal meters dat
een schip dichterbij of verderaf komt of gaat gedurende het aantal
sec. van het vuurtempo. Voor een naderbij komend schip een
negatief afstandverloop, voor een zich verwijderend schip een po
sitief afstandverloop. We begrijpen dat van een naderbij komend
schip de doorzeiling steeds grooter wordt door het kleiner worden
der afstanden. Een schip met doorzeiling O vaart in de schoots-
lijn; varende evenwijdig aan het batterijfront, van links naar
rechts, heeft eerst een afstandverloop van m., dat steeds
kleiner wordt, in de schootslijn gekomen heeft het een oogenblik
een afstandverloop van 0 m., dat daarna geleidelijk meer -j- wordt.
De doorzeiling blijft in dit geval steeds zij heeft, waimeer het
doel nog schuinslinks voor de batterij is, een betrekkelijk kleine
nominale waarde, deze wordt geleidelijk grooter en heeft haar
grootste waarde wanneer het doel een afstandverloop van 0 m.
heeft, waarna het weder kleiner wordt, maar steeds blijft.
445