Op een schaal van 115.000 is dat 4 m.m. Het staat den vuur- leider vrij of hij naast S nog M wil inteekenen, of dat hij ter wille van de duidelijkheid dezen afstand verwaarloost en voor M en S hetzelfde punt neemt. Het beste is om de plaats van M zoo te kiezen, dat de afstand van M naar S te verwaarloozen is. In fig. 1 zijn S en M gescheiden geteekend; dat voorts de beide meetlij nen en de bewakingslijn alle in hetzelfde azimuth loopen is niet noodzakelijk. Zoowel uit M als uit Z teekenen we een, tot op 10 %o onder verdeelden cirkelrand met een, ter wille van de duidelijkheid zoo groot mogelijke straal. Elke 100 °/oo wordt benoemd. We schrijven de standen dusdanig op, dat de beide planchetstellers (a) en (b) die aan de zijde AB staan ze direct kunnen aflezen en ze niet voor hen op hun kop staan. Zoodra we de gegevens hebben om Z in te schetsen, doen we dat, trekken door Z zijn meetlijn met eveneens een verdeelden cirkelrand als voor M. Uit S teekenen we dan ten slotte ook een verdeelden cirkelrand, duidelijkheidshalve met een kleinere straal. Dezen laatsten rand gebruiken we bij de indirecte richting voor de doelaanduiding. Nu worden aan M en Z een paar draden bevestigd. Dit kan eenvoudig geschieden door een klein messingen plaatje te laten maken zooals in fig. 1 bij Z schematisch is aangegeven; in het midden een kleine verhoogde cirkelrand welke in zijn middelpunt is doorboord. Dit plaatje wordt met het gaatje precies op M en Z gelegd en met 4 schroefjes op het planchet bevestigd. Om den opstaanden rand van het cylin- dertje leggen we een draad, die bij eventueel breken dus gemak kelijk verwisseld kan worden. We hebben hierdoor het voordeel verkregen dat het draadje altijd gecentreerd blijft. Bij het gebruik van een richtnaald a.a., welke in Z geprikt wordt en waaraan de draad bevestigd wordt, zal, na enkele metingen de naald uit het papier getrokken worden, de naald wordt scheef getrokken, het draadje is niet meer gecentreerd en het gat in het papier door het telkens weder inprikken der naald wordt steeds grooter, waardoor onnauwkeurigheden ontstaan. Het gereed houden van enkele reserve-draden verdient aanbe^ veling. De practijk zal leeren, dat ons planchet 50 X 60 niet alleen te klein is, doch ook door zijn minder stabiele opstelling minder geschikt is voor een plaatsbepalingsplanchet. Een volkomen vlak planchet van lXlm, zal voldoende zijn; rustende op een gewone tafel en met gezeten bediening zal dat de rust en de nauwkeurig heid ten goede komen. De verschillende hoekmeterstanden, welke de beide doorzei- lingmeters op M en Z na elk meettempo aflezen, worden op het planchet uitgezet. Het snijpunt der twee aan twee bij elkaar behoorende lijnen geeft de plaats aan waar het doel zich bevond 449

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 41