In 1814 wordt Carnot tot divisie-generaal en gouverneur van
Antwerpen benoemd. Gedurende de „Honderd Dagen" is hij
Minister van Binnenlandsche Zaken. Dan komt echter spoedig
zijn definitieve val. Zijn laatste levensjaren heeft hij met zijn
zoon Hippolyte in ballingschap moeten slijten (Maagdenburg),
■omdat hij indertijd voor het doodvonnis van den Koning had
.gestemd.
In 1816 wordt hem door een Koninklijke ordonnantie voorgoed
■den titel van „Académicien" ontnomen.
Etienne Louis Malus (1775-1812).
In 1793, dus nog voor de oprichting van de Ecole Polytechnique,
wordt Malus toegelaten tot de school te Metz, waar toen de mili
taire ingenieurs hun opleiding kregen; de school te Mézières was
nl. kort na de revolutie gesloten „comme infectée d'esprit aristo-
-cratique". Kort na zijn aankomst wordt hij echter gedwongen de
Inrichting te verlaten, omdat zijn familie „suspecte" is. Dit ont
moedigt den jongen man echter geenszins; hij vat onmiddellijk het
plan op de autoriteiten te toonen, welke dwaasheid zij begaan
hebben hem den verderen toegang tot de school te ontzeggen. In
dat plan is hij schitterend geslaagd. Hij neemt als soldaat bij het
15de bataljon dienst en vertrekt naar het Noorderleger, waar zijn
technisch inzicht benut wordt bij de fortificaties van Duinkerken.
Hier valt de aandacht van den ingenieur Lepère op den bekwa
men jongen man. Lepère weet te bewerkstelligen, dat Malus mag
meedingen voor het toelatingsexamen van de pas gestichte „Ecole
Centrale des travaux publics".
Dat hij op die inrichting tot de uitblinkers behoort, moge blijken
uit het feit, dat hij gedurende een afwezigheid van Monge met
succes de lessen in analytische meetkunde geeft. In 1796 doceert
hij te Metz als „sous-lieutenant du génie" de wiskunde met een
dergelijk meesterschap, dat de commandant der school, welke drie
jaren tevoren haar poorten voor hem sloot, reeds na enkele maan
den voorstelt den bekwamen docent den kapiteinsrang te verlee-
nen. Op 23-jarigen leeftijd (1798) wordt Malus tot kapitein
bevorderd.
In hetzelfde jaar wordt hij bij het expeditieleger ingedeeld, dat
in Syrië en Egypte opereert. Hij staat aan het hoofd van de 39
polytechniciens bij het beleg van St. Jean dAcre. Bij die gelegen
heid sneuvelen er 8 genie-officieren, terwijl er 6 gewond en 2 door
pest aangetast worden. Hij krijgt tweemaal een aanval van pest;
ziek liggende in zijn tent begint Malus zich bezig te houden met
de theorie van het licht, op welk terrein hij zoo vele lauweren
zou oogsten. Reeds eerder had hij daarvoor belangstelling getoond,
want zijn eerste mathematische publicatie handelde over den weg,
dien de lichtstralen volgen bij terugkaatsing tegen of breking
door een oppervlak van willekeurige kromming.
465