SENTENTIE in de zaak aanhangig voor het Hoog Militair Gerechtshof van Nederlandsch-Indië tusschen den Fiscaal bij den Zeekrijgsraad te Soera- baja, ratione officii, appèllant, en P. stamboeknummer oud 24 jaren, geboren te laatstelijk voor de ver wijzing naar den Zeekrijgsraad gediend hebbende als matroos der 2de klasse bij de Marinekazerne „Oedjoeng" te Soerabaja, beklaagde-geappelleerde. HET HOOG MILITAIR GERECHTSHOF VAN NEDERLANDSCH-INDIË. Gezien het vonnis van den Zeekrijgsraad te Soerabaja, gewezen en uitgesproken op den llden December 1934, waarvan appèl, waarbij van het den beklaagde telastegelegde niet wettig en over- 484 8. EEN TWEETAL SENTENTIES VAN HET HOOG MILITAIR GERECHTSHOF IN NED.-INDIË. I. De matroos 2de kl. P. was krijgstuchtelijk gestraft wegens het afsnijden en wegnemen van een stuk touw van een hoekzeil (diefstal) en het beschadigen van een ankerketting. Strafreden I. kleine dieverij II. tijdens vallen van het anker, zonder daartoe order te hebben bekomen, de boegstopper dichtgegooid, waardoor de ketting beschadigd werd. Niettemin werd de zaak naar den zeekrijgsraad verwezen. Deze sprak beklaagde van het sub II omschreven feit vrij, daar niet wettig en overtuigend bewezen werd geacht, dat sprake was van opzettelijke bescha diging en verwees de zaak voor het overige naar den tot straffen bevoegden commandeerenden officier. Daardoor was echter ook krijgstuchtelijke afdoening ter zake van het sub II genoemde feit niet mogelijk. De fiscaal kwam van het vonnis in appèl, waarna door het H. M. G. de volgende Sententie werd gewezen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 76