622
Men kan ook art. van de landmacht (vooral houwitsers) indeelen voor
deelname aan het ondersteunend scheepsvuur; elk slagschip biedt wel ruimte
voor 1 batterij. Voor kalibers zwaarder dan 7,5 cm moeten echter voorzie
ningen worden getroffen in verband met het weerstandsvermogen van het
dek.
S. behandelt verder nog het gebruik van de art. aan den wal en komt aan
het slot tot de volgende conclusies
1. De artillerie moet reeds in vredestijd bepalen welk landingsgeschut zal
worden medegevoerd, zoodat de marine daarmede rekening kan houden
v.w.b. de ontschepingsmiddelen.
2. Voor het le echelon is te rekenen op lichte trucks of tractors in plaats
van paarden.
3. Munitievoertuigen moeten tevens geschikt zijn voor opvoer van andere
voorraden.
4. Een batt. lichte art. (bij voorkeur bergart.) wordt toegevoegd aan elk
inf. bataljon van het eerste echelon; zoodra de toestand aan wal weer
centralisatie toelaat, keeren deze battn. terug in het afd. verband.
5. De tijdtabel voor het aan wal brengen van de overige art. moet een
constante toevloeiing van geschut en munitie waarborgen in juiste ver
houding tot de inf.
6. De detailregeling voor de ondersteuning door het scheepsgeschutvuur
behoort tot de taak van de art. cdtn. als technische adviseurs van de
inf. cdtn.
7. Hoewel de verantwoordelijkheid voor het scheepsgeschutvuur ter onder
steuning van de landing berust bij de marine, zijn de art. cdtn. er voor
verantwoordelijk, dat van dergelijke vuren het max. rendement wordt
verkregen.
8. Art. verbind, offn. moeten ingedeeld worden op elk schip van de „sup
port group".
9. De verbindingen voor de controle van het marinegeschutvuur ter onder
steuning van de landing moeten rechtstreeks tot stand worden gebracht
tusschen art. verbind, offn. bij de te ondersteunen troependeelen en art.
verbind, offn. aan boord van de betrokken schepen, en niet via het ver
bindingscentrum van den „beachmaster" (marine-officier aan den wal).
10. Gedurende de periode, dat de marine zorg draagt voor de luchtwaar-
neming moet de veldart. de waarnemers leveren voor controle en leiding
der vuren op landdoelen.
11. De normale hoeveelheid in te deelen divisie-art. mag niet worden ver
minderd in verband met te verwachten steun van het scheepsgeschut.
Het belang van een goed georganiseerde doelverkenning wordt bepleit
door Major a.D. Kaiser in een artikel „Erkundungl" „Beobachtung\" in
het Mil. Wochenblatt van 11 Jan. 1935 No. 26. De doelverkenning en de waar
neming der schoten zijn twee handelingen, die naast elkaar worden uitge
oefend.
Doch de waarnemer van het vuur kan niet tegelijkertijd doelen verkennen
en de doelverkenner kan niet tijdens de bewaking van het gevechtsveld de
ligging van een vuur waarnemen. Het zijn twee gescheiden gevechtshande
lingen. Bij de opleiding en oefening wordt op het waarnemen van het vuur
een overmatig groote nadruk gelegd. „Ein guter Artillerist ist gleich bedeu-
tend mit einem, der gut schieszen kann". Daarnaast wordt de doelverkenning
eenigszins verwaarloosd. En toch is het noodig, dat de artillerist ook een goed
doelverkenner is, want in een toekomstigen bewegingsoorlog zal men veel
minder profijt kunnen trekken van de speciale doelverkenningsorganen van
geluid- en lichtmeetdienst, ballontroepen en luchtmacht. „Das Erkunden
musz ebenso gelernt werden wie das Schieszen. 1st für das Schieszen Kom-
mandotechnik, rasche Auffassung, Kenntnis der Schieszverfahren, und eine
verlaszliehe Geschützbedienung nötig, so verlangt die Erkundung nicht
weniger Eigenschaften wie taktisches Verstandnis, Wendigkeit, Orientie-