623 rungs- und Kombinationsgabe, viel Übung im Gelande, Meidekunst, S. bepleit het houden van speciale cursussen, waarbij men kriegsmaszige doelen moet gebruiken. „Die Erkundung ist das Primare, die Beobachtung das Sekundare bei der Artillerie, keines ist von dem anderen zu trennen". In het Mil. Wochenblatt van 18 Dec. 1934 No. 23 schrijft Ing. W. Peres, tijdens den oorlog Cdt der Flaklehrbatterie 503 over Historische Entwick- lung der Flak im und nach dem Weltkriege und ihre Bedeutung im Zukunjts- krieg. Intressant is de korte beschrijving van de beginontwikkeling in het Duitsche leger. Ondanks de gebrekkige middelen wist men reeds spoedig de vijandelijke vliegtuigen tot 2000 m hoogte te drukken. Opvallend is de gewéldige behoefte aan ld. geschut reeds in den aanvang van den oorlog, toen de Franschen slechts over 600 vliegtgn. beschikten. Begonnen met 36 „Ballon abwehrkanonen" moest men spoedig veldgeschut voor dit doel trans- formeeren. De aanvankelijke successen van de Duitsche legers brachten groote buit aan vijandelijk geschut, dat dankbaar werd benut om er ld. geschut van te maken. Zoo waren er in begin 1915 reeds 500 voormalige Fransche kanonnen ter beschikking, zoomede veel Russisch geschut. Doch ook hier had men nog niet voldoende aan, zoodat men zelfs het zeer oude achterlaadveldkanon van 9 cm zonder snelvuursluitstuk, zonder kanonterug loop en zonder hulzen hiervoor moest ombouwen. In 1917 kreeg men eene goede aanvulling met het 3,7 cm kanon van de Marine. Er waren toen beschikbaar 104 zware Flak, 112 lichte auto-Flak, 998 Flak met paarden- tractie, en in vaste opstelling 196 3,7 cm-Flak, 542 9 cm. Flak, en verder nog 25 ld. mitr. afdn. elk a 3 compn. met 12 mitrs. In dit jaar ging men er ook toe over om met de ld. art. het vuur van de landart. te versterken. In 1917/18 kwamen de eerste 10 cm Flak op spoorwagens in actie. Aan het einde van den oorlog beschikte men over 2576 stukken van allerlei soort; het wapen telde 2500 officieren. Als het beste geschut beschouwde men toen dat van een kaliber van 8,8 cm en bovendien een van wat kleiner kaliber, dat bewegelijker was. De Engelschen hadden aan het einde van den oorlog 286 stukken ingedeeld voor de verdediging van Londen. Bij het leger in Frankrijk hadden zij 40 van hun ld. geschut aan het front, de rest in de etappenzone. De stukken aan het front waren sectiesgewijze opgesteld op afstanden van 3 4 km in 1 of 2 linies. Belangrijke etappenpunten werden verdedigd door ld. battn. van 4 stukken. S. geeft ook cijfers over afgeschoten vlgtgn. en van het aantal schoten per vliegtuig (aan het einde van den oorlog gemidd. 5000). Hij voegt hier echter aan toe, dat de officieele opgaven door luchtdoelartilleristen van het front in twijfel worden getrokken; zij beweren, dat minstens 4 X zoo veel vlgtgn. zijn afgeschoten als de officieele opgaven vermelden. De ontwikkeling na den oorlog geeft te zien een streven naar vergrooting van de V" en van het kaliber, gepaard aan eene zoo groot mogelijke bewege lijkheid van het stuk. Enkele gegevens van buitenlandsche ld. art. worden gegeven. Engeland 10 cm. Ld. Vo 853 m Vert. hoogte 9600 m. 7,6 9100 Italië 10,2 750 8300 7,5 510 5000 De practische uitwerking van het ld. geschut is in vredestijd moeilijk vast te stellen. Volgens Amerikaansche gegevens was de trefkans in 1924 3%, in 1927 reeds 14,4%. Voor de bestrijding van doelen boven 800 m wordt algemeen erkend, dat geschut noodig is van 2 4 cm. S. ziet daarbij een noodzakelijke drievou dige indeeling van het geschut (buiten de mitrs.) in lichte, middelbare en zware ld. art., welke 3 soorten noodig zullen zijn zoowel aan het front, in de etappenzone, als in het achterland. T.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 105