625 werden van een speciale met hun taak overeenkomende bewapening en uitrusting voorzien (karabijnen, mitr., mijnenwerpers, handgranaten, draad- snijgereedschap, vlammenwerpers enz.)Aan de hand van een voorbeeld uit den strijd bij Verdun worden taak en bestaansrecht dezer speciale aanvals- troepensoort tegen moderne stellingen uiteengezet. Bij een bespreking van de opleiding der pioniers in Fr. zegt de schr dat men daar bij de specialiseering (opleiding tot verschillende categorieën) veel verder gaat, dan voor D. noodig wordt geacht. Ten slotte trekt de aandacht een interessant voorbeeld van in Sept. 1914 tot 150 km achter 's vijands front optredende vernielingsploegen. De ver plaatsing geschiedde des nachts d.m.v. vrachtauto's; overdag werden auto's met personeel en springmiddelen in de boschrijke streek verstopt. Terecht wordt gewezen op de toekomstige methode om m.b.v. autogirovlgn. een ver- nielingsploeg van 5 a 6 man en 500 kg springmiddelen achter 's vijands front bij belangrijke objecten te brengen. Het geheele nr. staat in het teeken der „Kampfpioniere" en ademt een aanvalsgeest. W. Intendance, legerverpleging, ënz. Revue de Cavalerie, November/December 1934. „L observation du détail dans l'entretien des chevaux en campagne". A. Spindler verwacht van zijn artikel, dat het voor vele beredenen nieuwe ideeen zal bevatten over de verzorging van het paard te velde Voor de intendance bevat het veel opwekkends, omdat het betoogt dat bijna overal het paard uit plaatselijk beschikbare middelen kan worden ge voed. 6 Als piincipe wordt vooropgesteld, dat, behalve in de echte woestijn-gebie den, er geen enkele reden is, dat een paard „ergens" door honger en dorst in toestand van totale uitputting zou geraken. „La cavalerie de Napoléon ne toucha jamais aucun ravitaillementelle devait nourir hommes et che vaux sur le pays et elle y parvint dans toutes les parties de l'Europe." Schrijver stelt tegenover elkaarde taaie levenskracht van deze lichte cavalerie, welke behouden bleef zonder eenig ravitaillement, en de groote slijtage der cavalene-eenheden in het begin van den wereldoorlog en waagt de vei onderstelling, dat de moderne man zóó van de natuur vervreemd is dat hij haar overvloedige hulpbronnen niet meer onderkent, maar dadelijk uitziet naar den steun, welke door de intendance moet worden gegeven. Schrijver wijst er op, dat het paard in den natuurstaat geheel op zich zelf is aangewezen en dat het eet, wat het jaargetijde oplevert, tot droge bladeren, biezen, boomschors, wortels en mos in den winter. Elke streek biedt zijn eigen mogelijkheden. Indien het paard in zijn bewegingen wordt vrij gelaten, zal het daarvan gebruik maken om zijn buik te vullen. Dit instinct van het paard moet worden aangemoedigd. Van elke rust en elke pauze moet, zoo eenigszins mogelijk, worden gebruik gemaakt om het paard te laten grazen of te laten verwerken wat van zijn gading is. „En prêtant attention a ces menus détails, on arrive en peu de temps a rendre le pur- sang le plus gaté aussi vorace q'un cheval de cosaque". Voor de Europeesche terreinen worden de verschillende vervangings- mogehjkheden voor haver en hooi aangewezen, welke uiteraard voor Indië van geen belang zijn. Indië heeft eigen tallooze surrogaten voor de normale voeding. De opmerking dient nog te worden vermeld, dat men niet uitslui tend aan plantaardige voeding gebonden is. Het paard is te wennen aan het eten van vleesch en eieren, waarvan verschillende voorbeelden worden genoemd. Het eerste gedeelte van het artikel (de rest is voor de intendance van minder belang) wordt als volgt afgesloten „Si 1'on considère que le foin et lavoine sont les seuls aliments possibles du cheval, on est conduit a consi-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 107