de bediening van een vuurmond, het gebruik van teugelhulpen,
e.a., kortom voor films ten behoeve van het aanleeren van een in
reglementen of voorschriften omschreven handeling. Dergelijke
films zullen moeten worden vertoond bij het eerste onderricht in
deze aangelegenheden.
Echter kunnen we ons ook films denken, waarvan het moment
van vertooning van ondergeschikte beteekenis is, b.v. een film over
vliegtuigen voor kader en manschappen van alle wapens, een film
over de inrichting van een stelling voor kader en manschappen der
infanterie, in het algemeen dus van films, welke beoogen de alge-
meene militaire kennis van den troep te ontwikkelen. In tegen
stelling met eerstbedoelde categorie films, de zuivere instructie
films, zouden we laatstgenoemde den naam militaire ontwikke
lingsfilms willen geven. Om misverstand te voorkomen zouden
we er echter de aandacht op willen vestigen, dat overal waar hier
in dit opstel gesproken wordt over militaire instructiefilms zoowel
bedoeld zijn de films, waarvan het kennelijk doel is om den toe
schouwer een in reglementen of voorschriften omschreven vaar
digheid of kennis bij te brengen, als de films ter verhooging van
de militaire kennis.
Na deze kleine afdwaling keeren we terug naar den te stellen
eisch, dat de vertooning van instructiefilms in den regel in nauw
verband moet plaats hebben met de instructie zelve. De instruc
tiefilms, vooral die welke geregeld bij de opleiding worden ge
bruikt, zullen voortdurend beschikbaar moeten zijn, zoodat van
zoo'n film veelal een aantal afdrukken zullen moeten worden
gemaakt. Doch behalve de film, zal ook het filmlokaal bij de hand
moeten zijn. Evenals een gymnastieklokaal, moet ook het film
lokaal op het kazerneterrein aanwezig zijn.
Bovenstaande eischen worden in de legers, waar de films als
hulpmiddel bij de instructie is ingevoerd, vrijwel algemeen als
juist erkend.
Ondanks de hooge kosten, verbonden aan den aanmaak van
een groot aantal duplicaten men werkt in het buitenland met
de normaalfilm en aan de inrichting van een groot aantal
brandvrije filmzalen, is men toch zooveel mogelijk aan deze
eischen tegemoet gekomen (verwezen moge worden naar bij
lage I 1).
De hierboven opgeworpen vraag: Wat moet men filmen? wil
len we thans ook nog van een ander, een meer filmtechnisch
standpunt bekijken. Zooals reeds gezegd, zij het dan in eenigszins
andere bewoordingen, komen voor verfilming in aanmerking die
onderwerpen, welke hetzij door hun belangrijkheid, hetzij omdat
zij van min of meer ingewikkelden aard zijn, een nadere docu
mentatie of illustratie behoeven. Maar dit wil niet zeggen, dat de
theorie betreffende zoo'n onderwerp in haar geheel in beeld moet
534
b Zie I. M. T. 1935, nr. 4.