Uit hetgeen hiervoren over het gebruik van films in het Ne-
derlandsche Leger is uiteengezet, moge blijken dat dit leger geens
zins genomen kan worden als voorbeeld voor een juiste toepas
sing van het gebruik van films. Hiervoor zal men bij landen met
een groot oorlogsbudget te gast moeten gaan (Frankrijk. België),
'n Juiste toepassing van het gebruik van films toch staat of valt
met de beschikbare fondsen; elk troepenonderdeel zijn eigen films
en eigen projectiegelegenheid! Zijn hiervoor geen fondsen beschik
baar, dan wordt het half werk. Doch hiervoor is het filmbedrijf
te kostbaar, dus geen geld, geen films of de film van
klein formaat.
V. Het lichtbeeld als hulpmiddel bij de opleiding in het
Nederlandsch-Indische leger.
In het buitenland is het vooral bij de recrutenopleiding, dat het
gebruik van films als toelichting op de instructie een belangrijke
rol is gaan spelen, een toelichting welke den instructeur in staat
stelt den recruut de vereischte kennis en vaardigheid beter en
sneller bij te brengen.
Op grond van theoretische overwegingen zal het nut van de
film bij de recrutenopleiding in Nederlandsch-Indië zeker niet
minder groot zijn. De doorsnee inheemsche recruut toch staat in
ontwikkeling en bevattelijkheid beslist achter bij z'n Westersche
collega. Het bijbrengen van theoretische en practische kennis aan
onze inheemsche recruten wordt bovendien bemoeilijkt door taal
verschillen. Velen recruten is de Maleische taal zelfs min of meer
vreemd.
Het lichtbeeld spreekt echter in een taal die voor allen verstaan
baar is. De film komt het voorstellingsvermogen van den een-
voudigen man te hulp en maakt, dat hij het gesprokene inderdaad
„begrijpen" kan.
Doch ook bij de opleiding van de Europeesche recruten is het
gebruik van de film als toelichting van belang. De Europeesche
recruten vormen immers de bibit voor het beroepskader. Het komt
er dus op aan om hun van meet af aan alles grondig bij te brengen.
Deze grondige kennis komt straks weer ten goede aan de opleiding
van den troep. Bovendien treedt bij de opleiding van den
Europeeschen recruut de wenschelijkheid naar voren -
en we denken hier meer speciaal aan den uit Nederland
uitgezonden recruut om hem eenigszins wegwijs te
maken in de Indische maatschappij. Eenige kennis van
zeden en gewoonten van het volk waaronder hij verkeert, eenige
kennis van het bestuurorganisme in Nederlandsch-Indië, eenige
kennis van dislocatie van onze troepen op Java en in de Buiten
gewesten, eenige kennis van verkeersmiddelen en verbindingen
in den Indischen Archipel enz., kortom verhooging van zijn alge-
541