zeer of ook op het gevechtsterrein, bv. bij een snelnaderend hand gemeen, deze op zijn zachtst genoemde zeer gekunstelde wijze van werpen wel voldoende tot haar recht zou komen. En wel omdat een eenvoudige berekening ons in deze een ander inzicht geeft. De vluchttijden nl. van handgranaten, die precies op bv. 20 meter worden geworpen, zullen verschillend zijn naar gelang van den hoek waaronder ze werden geworpen (elevatiehoek)Zoo zal bij de genoemde worpverheid van 20 meter dit verschil 0.35 seconden bedragen, zoo de elevatiehoeken 40° en 50° zijn. Men kan gemak kelijk uitrekenen, dat als van twee zulke onder overigens dezelfde omstandigheden geworpen handgranaten de eerste precies in het doel terecht komt en onmiddellijk springt, de tweede ruim 4.5 meter daarvan verwijderd in de lucht ontploft. Deze getallen worden veel ongunstiger bij een worp op 30 meter afstand. Hier bij nl. is het vluchttijdverschil ongeveer 0.44 sec., terwijl, onder dezelfde aannamen als zooeven, het projectiel onder 50° elevatie geworpen 7 meter van het doel verwijderd in de lucht springt. Zou de granaat die onder 50° werd geworpen precies in het doel springen, dan zou bij overigens gelijke omstandigheden de andere met een elevatiehoek van 40° meestal ruimschoots voorbij het doel tot detonatie komen, daar in de meeste gevallen de gra naat niet bij den eersten aanslag tot rust komt. Het wil mij voorkomen, dat zulk een klein verschil in elevatie (10°) onafhankelijk is van den wil van den werper. Ik bedoel hiermee, dat men nu eens zijn doel zuiver zal bereiken door onder een hoek van 40° te werpen, en dan weer onder een hoek van 50°. Naar mijn meening zal dan ook zeer zeker in de practijk van de bedoelde wijze van „tempeeren" niet veel terecht kunnen komen. Tenslotte is er dan bovendien nog de spreiding in de brand- tijden der buisjes, die deze zaak nog verder komt bederven. En deze spreiding, van de orde van grootte van op zijn minst 0.2 sec., is practisch niet weg te werken. Ik geloof dan ook, en menigeen zal dit met mij eens zijn, dat men veilig kan aannemen, dat een offensieve tijdhandgranaat als regel zijn doel zal missenl Ideaal blijft dus de sc/ioJchandgranaat. Onmiddellijk dringt zich nu de vraag naar voren, waarom men dan zooveel tijdhand- granaten heeft gemaakt en niet uitsluitend schokhandgranaten. Daarbij komt nog, dat de bezwaren van de tijdhandgranaat nog niet eens alle genoemd zijn. Zoo zal een ontzekerde tijdhandgra naat, die uit de hand van den werper valt na afloop van den brandttijd van het buisje altijd detoneer en zoo men althans niet met een weigering te doen heeft. Het is hierbij onverschillig of de tijdsas al in de hand of pas bij het werpen wordt ontstoken. Om dit tegen te gaan zou men een band kunnen toe passen zooals bij onze schokhandgranaat. Vanzelfsprekend zou dit 557

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 39