734
Remonteering.
Paardenfokker ij en leger.
Ofschoon motoriseering en mechaniseering tegenwoordig in het brandpunt
van de belangstelling staan, dient niet uit het oog te worden verloren, dat
zij feitelijk nog in het ontwikkelingsstadium verkeeren Dat in de vakliteratuur
over het alffemeen weinig aandacht wordt besteed aan het belang van het
paard voor het leger, wil nog niet zeggen, dat zijn rol is uitgespeeld. Inte
gendeel, de legerleidingen besteden hieraan wel degelijk hun aandacht, het
geen uit enkele berichten in het Mil. Wochenblatt kan blijken.
Het nr. 30 van 11 Febr. 1935 bevat een bericht uit de Echo de Paris, volgens
hetwelk de Fransche Minister van Oorlog, Gen. Maurin, bü een banket van
militaire rijvereenigingen eene redevoering hield, waarin hij de volkomen
motoriseering afkeurde. De nationale rijkdom, vastgelegd in den paarden-
stapel, zou daardoor verwaarloosd worden en een in vredestijd niets kostend
trekmiddel bij de mobilisatie uitgeschakeld worden, wat het gevaar zou mede
brengen, dat het leger onbewegelijk werd. De minister begreep de zorgen
van den paardenfokker, omdat door de vermindering van het aantal leger -
paarden met 11.000 sinds 1932 en de vermindering van de iaarliiksche aan
vulling van 2/17 der sterkte tot op 1/12, de aankoop voor 1935 nog geen
5000' bedroeg in plaats van 6500 in 1932. Hij heeft echter het tot dusver
steeds verminderde begrootingscrediet voor den aankoop 1935 op hetzelfde
gehouden als voor 1934, nl. 24 millioen francs. Hij vermaande de fokkers
om de fok niet te verminderen.
Het nr. van 18 Febr. (nr. 31) brengt het volgende bericht over de oprich
ting van stoeterijen in Mandsjoekwo. Het Mongoolsche paard voldoet niet
geheel aan de legereischen. De Japansche cavalerie gebruikte tot dusver de
beste paarden uit Japan en kocht het restant benoodigde in het buitenland
aan. In 1934 is eene groote stoeterij opgericht nabij de spoorlijn Taonan
Ssolunsk. Plannen bestaan voor stoeterijen in Chailar en Taonan. Daarvoor
zouden worden bestemd Arabische en andere buitenlandsche fokpaarden.
Bovendien komen naar Chailar bloedpaarden uit Hokkaido voor het fokken
van een beter Mongoolsch paard.
Het nr. van 4 Maart 1935 (nr. 33) bevat een artikel van Major a.D. P. Buhle
over Krizqführunq und Pferdezucht. Hij wijst op het belang van het paard
voor het leger en haalt de belangrijke diensten aan, die de koudbloed-bespan-
ning van de Duitsche 21 cm mortier-batterijen in den wereldoorlog hebben
gepresteerd. „Die Kaltblutpferdebespannung der Mörser-Bataillone hat
Erstaunliches geleistet, was nur zu beurteilen imstande ist, wer selbst
solche „schwerste pferdebespannte" Artillerie vor dem Feinde verantwort-
lich geführt hat. Heute ist dieser 21-cm-Mörser in den Staaten die ihn
besitzen, motorisiert. Sie hoffen, dasz er nunmehr „ölbespannt" in Zukunft
noch mehr leisten wird als im Weltkrieg, von Pferdehufen durch Lehm,
Sand, Schnee und über Gebirge geschleppt. Wir werden das Ergebnis dieser
Hoffnung abzuwarten haben!" S. wijst ook op de omstandigheid, dat men geen
oorlogservaring heeft met de in grooten stijl gemotoriseerde troepenverbanden.
De toekomstige bewegingsoorlog, zooals deze door iedereen wordt nagestreefd,
vereischt bestudeering en kennis van de bewegende krachten, in verband
waarmede S. dan den toestand van de Duitsche paardenfok beschouwt. In het
kort komt dit hierop neer, dat zich vooral de fok van het koudbloedtype
ontwikkeld heeft, ofschoon ook het warmbloedpaard sinds den oorlog, die
de paardenstapel geweldig heeft uitgeput, langzamerhand weer is verbe
terd. Deze voorkeur voor het koudbloedpaard is oorzaak, dat er hij mobilisatie
een gebrek aan behoorlijke rijpaarden zal zijn. Hij komt echter tot de con
clusie dat „die deutsche Pferdezucht sehr leistungsfahig ist. Sie kann die
Pferde züchten, die das Heer braucht, urn Deutschland verteidigen zu
können".
T.