zoodanig kunnen worden gekozen, dat de beste kansen op afdoend
succes worden verkregen. Daarvoor moeten drie voorwaarden
vervuld worden
a. dat over voor dit doel geëigende gevechtsvliegtuigen wordt be
schikt
b. dat in de daarvoor in aanmerking komende richtingen goed
voorbereide luchtroutes met de daarbij behoorende grond-
organisaties ter beschikking zijn
c. dat de voor de luchtactie noodzakelijke gegevens worden ver
kregen.
Het deel der „Luchtmacht" dat in het bijzonder voor het uit
voeren van bovenbedoelde gevechtstaak is bestemd, noemen wij
„Operatief Orgaan der Luchtmacht".
Dit „Operatief Orgaan" zal dus moeten worden uitgerust met
vliegtuigen, die een grooten bommenlast kunnen vervoeren, een
belangrijke actie-radius hebben, gepaard gaande met een groote
snelheid terwijl voorts de risico op noodlandingen tot een minimum
dient teruggebracht. Een modern meermotorig landvliegtuig kan
aan deze eischen voldoen. Behalve in zijn bewapening vindt
zulk een vliegtuig in zijn snelheid de heste beveiliging.
Dit punt is van zeer veel belang voor de Indische omstandig
heden, omdat de voor den luchtaanval ingezette afdeelingen niet
door andere speciale vliegtuigen zullen worden beschermd. De
groote snelheid stelt in staat tot zeer verrassend optreden, terwijl
na het volbrengen van den aanval een snelle aftocht mogelijk is.
Dit voordeel spreekt temeer omdat verwacht mag worden, dat de
vliegtuigen van den vijand, bestemd voor beveiliging van het con-
vooi, watervliegtuigen zijn dan wel vliegtuigen van vliegdeksche
pen, die in het algemeen minder snel zullen zijn, dan de in het
bijzonder op snelheid gebouwde landvliegtuigen.
Om de gedachte te bepalen denken wij ons een twee-motorig
bomvliegtuig, dat met een bommenlast van 6800 kg een snelheid
heeft van 350400 km en daarbij een afstand kan afleggen van
1500 km.
Een dergelijk vliegtuig is in staat groote afstanden in korten tijd
en zonder veel risico af te leggen. Tusschenlandings- en noodlan
dingsterreinen kunnen daardoor tot enkele worden beperkt.
Bezien we de te bevliegen routes in den Archipel, dan blijkt,
dat van Java uit zoowel langs de oostelijke route, richting Timor,
als langs de westelijke route, richting Riouw Archipel, een keten
van landingsterreinen aanwezig is. Met het inrichten van de noor
delijke route, richting Celebes en Borneo, is eerst sedert kort, ten
behoeve van het burgerluchtverkeer, een aanvang gemaakt. Voor
het bruikbaar maken van die route zou aanleg noodig zijn van
enkele vliegterreinen op Borneo en Celebes, waarvan een gedeelte
653