begrepen en ook afzonderlijk beoefend, zal een uitgebreide be
schrijving ervan voorafgaan.
De halfgewapende toestand van de offensieve handgranaat.
Neemt men een handgranaat vertikaal in de hand met de opening
voor den detonator naar boven gericht, en brengt men een deto
nator langzaam in, dan voelt men als deze bijna geheel is inge
bracht een veerenden tegenstand. Drukt men den detonator niet
door deze veerkracht heen, dan zal hij op den veerenden onder
grond (het spanstuk) blijven staan, met zijn nok een goede halve
cm. verwijderd van de uitsparing in den bajonetring van den onder
schokker. In dezen stand is het detonatorhoedje ook nog ongeveer
zooveel verwijderd van de naald van den nog liggenden naald
houder. Dit zelfde is het geval wanneer van te voren de veilig
heidspen zou zijn uitgetrokken en de naaldhouder reeds in den
goeden stand gekanteld was. Drukt men den detonator niet ver
der in, dan kan er dus niets gevaarlijks gebeuren.
Na eenig oefenen, hetzij met het doorgesneden model en den
doorgesneden detonator, hetzij met een oefendetonator in een
scherp projectiel, is men spoedig geheel hiermede vertrouwd.
Zooals men daarbij zal opmerken is de veerende tegenstand, dien
de detonator ondervindt, zwakker bij uitgenomen veiligheidspen
dan wanneer deze zich nog op haar plaats bevindt. Dit is het
gevolg van de beweging van den wentelcylinder, waarbij de veer
zich gedeeltelijk heeft ontspannen.
Om de handgranaat nu tot springen te brengen, is het slechts
noodig een min of meer krachtigen tik op den detonator te geven.
Het slaghoedje van den detonator zal dan de gekantelde naald
raken en de handgranaat zal dus eigenlijk werken alsof zij precies
op haar deksel valt. Zacht indrukken heeft in de meeste gevallen
geen uitwerking, ook al zou de naaldpunt goed in de slagsas van
het hoedje dringen. We moeten dus zorgen, dat de detonator wordt
ingedrukt door iets, dat in beweging is in de asrichting van de
granaat.
Wanneer men aan het doorgesneden model de werking bij den
half gewapenden toestand bestudeert, zal men al spoedig bemerken,
dat het noodig is, de nok van den detonator precies tegenover de
uitsnijding van den bajonetring te plaatsen, daar de detonator
zich anders niet vrij kan bewegen en de nok een beletsel vormt
voor het genoegzaam diep indringen. Men lette dus speciaal op
den goeden stand van de detonatornok.
In sommige gevallen kan het wenschelijk zijn de nok juist niet
tegenover de uitsnijding te stellen. Volledigheidshalve zij er hier
reeds op gewezen. In het volgende (onder „trapgranaten") zal dit
nader worden toegelicht.
Indien het personeel niet volkomen met den half gewapenden
toestand vertrouwd is, kan men als veiligheidsmaatregel eerst
het heele springwerk in orde maken, den detonator inbrengen
664