onderlingen afstand. De lijnen moeten niet strak gespannen wor
den, daar bij vochtig worden het touw krimpt, waardoor het
mechanisme tot werken kan worden gebracht.
De lengte der vanglijnen hangt van de begroeiing af. Een blinde
proef kan hierover plaatselijk opheldering geven. Bij niet begroeid
terrein kan de lengte zeker 70 meter bedragen, mits op afstanden
van ongeveer 10 meter piketjes worden geplaatst aan de andere
zijde dan die, vanwaar de vijand wordt verwacht. De piketjes
moeten zoo hoog zijn, dat het touwtje er a.h.w. tegen aan wordt
geloopen. Men moet er op bedacht zijn, dat ook wild het sein kan
doen werken.
Nog zij vermeld, dat het schuingestelde wipplankje een be
scherming van de handgranaat is tegen water van boven. Door de
handgranaat op een kleine verhevenheid (bv. een omgekeerd
conserveblik of patroonblik) te zetten, is zij tevens beschermd
tegen water van beneden.
c. Trapgranaten.
Deze zijn gemakkelijk te maken op de wijze als is aangegeven
in fig. 2. De handgranaat is weer in den half gewapenden toestand,
dus zonder veiligheidsband, zonder veiligheidspen en met den op
de bijzondere manier geplaatsten detonator. Als verhooging van
dezen laatsten is hier een scherpe patroon No. 5 genomen, die er
voorzichtig op wordt geplaatst.
De beste, te verbreken, steun van de doorzakkende plank is
zeer dim tali-bamboe, dat aan twee ter weerszijden geplaatste
piketjes strak en stevig wordt bevestigd. Het tali-bamboe moet
breken en niet doorrekken, daar in dit geval weigering kan wor
den verwacht. Men houde dus tevoren een blinde proef, om de
dikte van het tali-bamboe en de wijze van bevestigen hiervan
aan de piketjes vast te stellen. Het geheel kan men natuurlijk
afdekken met zoden.
Trapgranaten kunnen alleen in drogen grond worden gebezigd.
In een wagenspoor legt men „trapgranaten" het eenvoudigste
aan door de handgranaten in te graven in vertikalen stand
met het detonatoreinde bovenaan en even boven den grond
uitstekend. De detonator wordt op dezelfde wijze geplaatst
als hiervoren werd aangegeven, evenwel nu zoodanig, dat de nok
niet overeenkomt met de uitsnijding in den bajonetring. Bij het
erover rijden zal nu de nok afbreken en de detonator naar binnen
schieten. Ook hierbij wordt op den detonatorbodem een verhoo
ging, bv. een steentje geplaatst.
Zooals reeds werd vermeld, moet men maatregelen nemen voor
een veilige eventueele opruiming der trapgranaten. Het beste lijkt
m de buurt van een trapgranaat een bepaald herkenningsteeken
aan te brengen, hetwelk men van een bepaalde richting uit veilig
kan bereiken en, vanwaar de inrichting der gecamoufleerde trap-
669