3. Om de handgranaat wordt een touwtje gebonden (strikken, niet knoopen), zoo dicht mogelijk tegen den veiligheidsband. De uitwerpveer blijft hierdoor, ook na het hierop volgende af wikkelen van den band, aan de granaat bevestigd. 4. Vervolgens wikkelt men den band los en verwijdert men het kapje. Eén uiteinde van den band wordt met een mastworp om de handgranaat gebonden, waarbij de uitwerpveer vrij blijft (aan beide zijden der veiligheidspen één slag). 5. Het andere uiteinde van den band bindt men stevig aan een stuk tali-bamboe van ongeveer 1.20 meter lang. De werkzaamheden in de punten 1 tot en met 5 kunnen worden gerekend tot de voorbereidingen, welke centraal kun nen worden uitgevoerd op een geschikt moment. De volgende werkzaamheden worden op het mijnenveld zelf ten uitvoer gebracht. 6. Op de plaats waar een struikellus moet komen slaat men in één lijn 3 piketjes in den grond. De onderlinge afstand is 50 en 80 cm. Het middelste piketje is voorzien van een gat (zie punt 1) waarvan het middelpunt 5 cm boven den grond moet zijn gelegen. 7. Door het gat van het middelste piketje wordt het tali-bamboe en het eerste gedeelte van den band gehaald. Het tali-bamboe wordt met het vrije uiteinde aan het verste piketje gebonden, zoodanig, dat het in een ruimen boog opstaat. De grootte van den boog hangt natuurlijk van de begroeiing af. 8. Om het andere piketje wordt de lus geworpen van het touw tje, dat aan het oog van de uitwerpveer is verbonden. De hand granaat moet nu 30 cm van het middelste piketje verwijderd liggen. 9. Men plaatst den detonator op de normale wijze. Het is nood zakelijk vooraf zeer goed in het gat voor den detonator te kijken om te onderzoeken of de naaldhouder zich nog in den goeden, liggenden, stand bevindt. Men omvat de handgranaat daarbij zoo danig, dat de duim de veiligheidspen naar binnen drukt. 10. Is de detonator geplaatst, dan strikt men het touwtje, dienend voor de tijdelijke fixeering van de uitwerpveer, los en legt de handgranaat op haar plaats. Men zorge, dat de handgranaat bij haar korten weg tot het piketje geen tegenstand ondervindt, bv. van de begroeiing. Tenslotte kan men alle piketjes geheel verzinken beneden het grondoppervlak. Op kaal terrein kan dit soms noodig zijn om de zichtbaarheid te verminderen. De handgranaat moet daarbij op een ingegraven helling liggen, daar het gat in de middelste piket onder het maaiveld is gekomen. Men graaft de helling zoover in, tot haar grondvlak, bij het piketje, 5 cm beneden het middelpunt 671

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 41