Het spreekt wel vanzelf, dat niet iedere militaire arts bij zijn gewone werkzaamheden tijd kan vinden, dit alles te bestudeeren- Officieren van gezondheid zullen hiervoor speciaal moeten worden aangewezen en er zal een plaats moeten zijn, waar ze de noodige onderzoekingen kunnen verrichten en waar personeel kan worden opgeleid. De aangewezen instelling daarvoor was wel het Centraal Militair Geneeskundig Laboratorium, dat helaas in 1931 werd opgeheven. De taak van genoemd laboratorium was, zooals collega Lentjes in zijn op 21 November 1933 gehouden voordracht terecht opmerkt, het doen van routine-onderzoekingen ten behoeve van patiënten en het verrichten van wetenschappelijk werk omtrent hygiënische vraagstukken ten bate van het alge meen en van het leger in het bijzonder. De tijden waren toen niet van dien aard, dat het laboratorium zich meer in het bijzonder bezig hield met de oorlogstaak van den M. G. D. Dit is zijn zwak te geweest, dat het als offer van de bezuiniging deed vallen. De tijden zijn sedert veranderdWanneer ooit de behoefte gevoeld is aan een centrale instelling ter bestudeering van mi litair-hygiënische vraagstukken, dan is het wel thans. Zulk een instelling zal, mede in nauwe samenwerking met den generalen staf en den dienst der volksgezondheid (medisch-geografische studie), de genie (technisch-sanitaire voorzieningen), de inten dance (kleedings- en voedingsvraagstukken), waardevolle gege vens kunnen verzamelen voor de hygiënische organisatie te velde. Men zal na het voorafgegane, waarin ik meer vragen heb op geworpen dan positieve meeningen heb geuit, wel niet van mij een gedetailleerd plan voor hygiënische organisatie te velde ver wachten. Toch meen ik wel de groote lijnen en enkele punten daarvan, zooals ik mij die voorstel, te kunnen uiteenzetten. Aan het hoofd der hygiënische organisatie staat uit den aard der zaak de legerarts, wien als adviseerend lichaam de gezond heidscommissie is toegevoegd. Ieder chef-arts van een troependeel houdt het toezicht op de hygiënische voorzieningen in zijn ressort. De hygiënische organisatie in elk troependeel is tenslotte op haar beurt adviseerend lichaam van den militairen commandant, die voor het nemen en het in stand houden der hygiënische voor zieningen en voor den goeden gezondheidstoestand in zijn gebied verantwoordelijk is. Meer dan in vredestijd zal intensieve controle noodig zijn. Daartoe lijkt mij noodzakelijk de instelling van wat ik zou willen noemen een „hygiënische politie", te vormen uit het zooeven genoemde hygiënisch opgeleide personeel. Iedere regimentsarts moet te zijner beschikking hebben een gezondheidsbrigade, bv. een 8 10 man. De werkzaamheden van deze brigades bestaan 703

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 75