721
De troepenedt. heeft dan, indien de omstandigheden zulks gedoogen, den
plicht vooraf te waarschuwen dat van de wapenen zal worden gebruik
gemaakt.
Deze instructie geldt voor Frankrijk in de Koloniën wordt zij vervangen
door een verordening van de gouverneurs-generaal of gouverneurs naar
dezelfde grondslagen, opgemaakt in overleg met de militaire commandanten
en onderworpen aan de goedkeuring van de ministers van oorlog en koloniën.
Tk.
Infanterie-reglement, Deel IIHet Gevecht, onderdeel B. (Nederland 1934).
Het grootste deel van dit reglement handelt over den aanval (Hdst. V)
de indeeling is hetzelfde als bij de verdediging in I. R. IIA (I. M. T. 1934',
blz. 1017). Voor wat betreft den naderingsmarsch wordt in hoofdzaak verwe
zen naar het Voorschrift Velddienst. De voorschriften aangaande het tot
stand brengen van de gevechtsaanraking bevatten bepalingen ter voorkoming
van een ontijdig vastloopen van de voorwaartsche beweging te kennen wordt
gegeven, dat die beweging, waar dit eenigszins mogelijk wordt geacht, door
inzet van reserves en vuurorganen op een beperkt frontgedeelte weder in
gang moet worden gebracht. Wanneer dit ten slotte aan de voorhoede niet meer
gelukt, is de gevechtsaanraking tot stand gebracht. De algemeene comman
dant kan zich dan nog door plaatselijke aanvallen zekerheid willen verschaf
fen omtrent het weerstandsvermogen van de vijandelijke opstelling, om te
beoordeelen of een algemeene aanval al dan niet noodzakelijk is. Nadrukkelijk
wordt gewezen op den factor tijd bij de voorbereiding van een aanval. (Hoe
wel het hier gaat om een infanterie-reglement, is vergelijking met A. T. V. II
niet zonder belang de schematische indeeling van het Nederlandsche regle
ment is wel zeer bindend voor de commandanten; vgl. b. v. A. T. V. II, 157).
De regeling van het vuur tot steun van den aanval wordt uitvoerig behan
deld. V. z. v. het terrein zulks toelaat vormt de bataljonscommandant een
vuurbasis (A. T. V. II, 139 laat in dit opzicht veel meer vrijheid „éénhoofdige
leidingonder gunstige omstandigheden een voordeel"). Normaal is de
commandant van de mitr. cie commandant van de bataljons-vuurbasis, waar
in ook mortieren en infanterie-geschut (kanonnen van 6 veld) kunnen zijn
opgenomen. Opstelling in, achter of vóór de uitgangsstelling in het laatste
geval moet dekking van andere troepen aanwezig zijn; een dergelijke op
stelling kan noodig zijn, indien vuur over eigen troepen niet mogelijk is;
uit die opstelling kan dan althans een deel van den aanval worden gesteund.
Vuurplan van den commandant-vuurbasis en door hem uit te geven vuur-
opdrachten worden nauwkeurig aangeduid. (Nu ons G. V. I. het aanvals-
vuurplan nog niet in dezen vorm behandelt, zij bestudeering van dit deel van
het besproken voorschrift in het bijzonder aanbevolen). Is het niet mogelijk
met mitrailleurs opgesteld als vuurbasis het oprukken van de voorcompag
nieën werkzaam te steunen, dan worden z.n. al deze wapens ingedeeld bij
die onderdeelen.
Doellijnen voor het aangeven van aanvalsdoelen en gevechtsdoel worden
op bepaalde wijze genummerd en geletterd naar gelang van den comman
dant, die ze vaststelt. De redactie wekt den indruk, dat ook nog de batal
jonscommandanten tusschendoellijnen mogen commandeerendeze vooraf
vastgestelde tusschendoellijnen kunnen n.o.m. slechts beteekenis hebben
indien daarmede reeds bij de uitwerking van het aanvalsplan v.w.b. infanterie-
en artillerie-vuren kon worden rekening gehouden.
De vervolging mag slechts worden ingezet op bevel van den naasthoogeren
commandant; voor het geven van dit bevel behoeft een regiments-commandant
nog machtiging van den divisie-commandant (vgl. A.T.V. II, 173!).
De systematische behandeling van de stof in dit Hfst., dié bij de verdedi
ging doelmatig lijkt, leidt hier tot een n.o.m. voor den aanval wel wat star
stelsel, dat althans voor onze omstandigheden niet altijd bruikbaar zou zijn.