726
a. een alarmeerings- en waarschuwingsdienst, aangepast aan den lucht
wachtdienst en aan de gelijknamige gemeentelijke diensten;
b. een ver doorgevoerde, districtsgewijze verduistering;
c. personeel- en materieelvoorziening, de gereedstelling en het ver
voer;
d. plannen voor het omleggen, veranderen en stopzetten van het ver
keer;
e. voorzorgen op de stations c.a. omtrent directe bescherming van
publiek en personeel.
Het plan wordt door de directie opgemaakt en in de districten
en hoofdstations aangevuld en pasklaar gemaakt, rekening houdende
met locale toestanden.
7. Nauwe samenwerking tusschen de autoriteiten van gemeenten en van
spoorwegbedrijf is van wezenlijk belang. De wederzijdsche plannen moeten
in elkaar passen.
Vechtwagenbestrijding.
Militar Wochenblatt, No. 33. Kampfwagen im Injanteriegejecht.
De Schrijver van dit artikel wijst er op, dat, aangezien de strijdwagens
onder bepaalde omstandigheden in enkele minuten het voorterrein kunnen
doorschrijden en de hoofdweerstandsstrook kunnen bereiken, het voor de
bestrijding van de strijdwagens noodig is om over een snelle en betrouwbare
berichtgeving te beschikken. De luchtstrijdkrachten eigenen zich daartoe bij
zonder. Tijdig kunnen de door den vijand gebruikte opmarschwegen worden
gemeld, maatregelen kunnen worden genomen om de bestrijdingswapens op de
bedreigde plaatsen tijdig samen te trekken en het vuur van ver verwijderd
afweergeschut te openen.
Bij de verdediging van de hoofdweerstandsstrook is het van belang, te
trachten den vijand tot versnippering van krachten te dwingen en hem in
het werkzame vuur van de afweerwapens te lokken. Hiertoe beschikken de
infanterie-divisies tegenwoordig over een vuurkracht van de infanteriewapens,
welke ongeveer het tienvoudige is van die in het jaar 1918.
De drager van den strijd tegen de vechtwagens is het anti-tankgeschut,
dat in den regel achter de hoofdweerstandslijn is opgesteld. De vóór de op
stellingen van het geschut vooruitgeschoven compagnieën hebben hierbij de
opdracht bij tankaanvallen de begeleidende infanterie van den tegenstander
op grooten afstand te houden van het geschut. Het is derhalve de taak, maar
ook de kunst van de „mittleren Führung" om er voor zorg te dragen, dat
deze pantserdoorborende wapenen zoo voordeelig en zoo gunstig mogelijk
worden opgesteld als gewenscht is met de belangrijkheid van het betrokken
frontgedeelte.
De tot nu toe gebezigde organieke indeeling van anti-tank geschut bij de
troepeneenheden is onvoldoende gebleken, weshalve speciale tankafweer-
wapens in de hand van de hoogere troepencommandanten moeten worden
gesteld. In de meeste Europeesche legers heeft men 13 batterijen van 4 tot
6 stukken bij het infanterieregiment, soms zelfs bij het infanteriebataljon
ingedeeld. Daarboven zijn in Rusland afzonderlijke „Divisionsabwehrabtei-
lungen" opgericht.
De opvatting, dat de strijdwagen zelf de beste bestrijding geeft, is uit den tijd.
De afweer tegen tankaanvallen is slechts tot uitsluitend verdediging beperkt,
zoolang niet de eigen tankverbanden in overwegende sterkte voor den
tegenaanval beschikbaar zijn. Schr. komt tot de volgende conclusie: „Heute
können nur überschwere Maschinengewehre und leichte Geschütze die
Kampfwagen aufhalten, weshalb diese Waffen das Rückgrat jeder Kampf-
wagenabwehr bilden."