4. DE VLIEGTUIGBEWAPENING EN HAAR INVLOED OP HET LUCHTGEVECHT door L. C. A. VAN DAM, lste Luitenant der Artillerie-waarnemer. (Slot; zie I. M. T. 1935, nr. 5). F. HET RICHTPROBLEEM. Tot nu toe is uitsluitend de wapenteehniek onder de oogen gezien en de mogelijkheden van opstelling of inbouw van de zwaardere wapens op de verschillende soorten vliegtuigen. We hebben gezien dat door het gebruik van deze zwaardere wapens het luchtgevecht op grootere afstanden gevoerd schijnt te kun nen worden. Het zal echter noodig zijn daarbij ook het richtpro- bleem in beschouwing te nemen. Wordt het richten nu niet moeilijker Dit is wel het moeilijkste vraagstuk, waarvoor de vliegtuigbewapening ons stelt. We vinden hierover dan ook slechts zelden gegevens de meeste schrijvers bewaren op dit punt een voorzichtig stilzwijgen. Wat is het nut van een vliegtuigkanon, indien de trefkans hiermee gelijk nul is N.N.N. is op dit punt niet optimistisch en heeft in de „Action Francaise" van 10 Aug. 1934 zijn meening uiteengezet, hoofdzakelijk met betrekking tot de jachtvliegtuigen. De voorstanders van de met kanon bewapende jachtvliegtuigen willen den vijand op afstanden van 500 a 1000 m afschieten. Het eenige argument, dat zij naar voren brengen, is van ballistischen aard en zij brengen het in verband met het kwetsbare oppervlak van het doel. Door de aanvangssnelheid van 800 a 900 m p. sec. en het gewicht van het projectiel heeft dit laatste een bestreken baan op de bovengenoemde afstanden, in tegenstelling met den mitrailleurkogel. En daar om deze reden de groote schootsaf standen geen bezwaar meer zijn, is de factor „kwetsbaar opper vlak" geen vaststaand begrip meer. Een dergelijke redeneering is vrij naief en voert tot verkeerde gevolgtrekkingen. Bij het schieten van de met mitrailleur bewapende jachtvlieg tuigen op de zeer korte afstanden, of tot hoogstens op 100 m, speelden tengevolge van deze kleine afstanden de verschillende 673

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 43