716
9. SCHRIFTELIJKE VRAGEN TOELATINGSEXAMEN HOOGERE
KRIJGSSCHOOL (INTENDANCE STUDIËN) 1935.
NATUURKUNDE.
Ie Vraag. Tijd: 3/4 uur.
3 liter lucht van 1% atmosfeer en 25° C worden tot 100° verwarmd, terwijl
het volume tegelijkertijd tot 2 liter wordt samengeperst.
Hoe groot is nu de spanning
2e Vraag. Tijd: 3/4 uur.
Wat verstaat men onder het soortelijk gewicht van een stof?
Op welke wijzen kan men het soortelijk gewicht van een vloeistof bepalen?
Van welke omstandigheden is het s.g. afhankelijk?
3e Vraag. Tijd: 3/4 uur.
Wat verstaat men onder de relatieve vochtigheidstoestand en op welke
wijzen kan men deze bepalen?
4e Vraag. Tijd: 3/4 uur.
Beschrijf één methode voor het vloeibaar maken van lucht en verklaar
waarop dit berust.
SCHEIKUNDE.
Ie Vraag. Tijd: 3/4 uur.
I. Hoe bereidt men Joodwaterstof (meerdere bereidingswijzen). Reacties
in formule te brengen.
II. Tot welke groep van metalen behoort het Natrium en waarom wordt deze
groep zoo genoemd?
III. Geef een bereidingswijze van natriumcarbonaat.
Hoe reageert deze verbinding en tot welke doeleinden wordt deze ge
bezigd? Reacties in formule te brengen.
2e Vraag. Tijd: 3/4 uur.
I. Hoe bereidt men waterstofsuperoxyde? Waarvoor wordt het gebezigd?
Wat zijn zijn physische en chemische eigenschappen?
II. Geef door scheikundige formules aan de inwerking van een verdunde
oplossing van waterstofsuperoxyde op:
a. loodsulfide,
b. zwavelwaterstof,
c. Joodkaliumstijfsel (bij aanwezigheid van ferrosulfaat)
d. zilveroxyde,
e. loodperoxyde,
kaliumpermanganaat (de waterstofsuperoxyde is aangezuurd met
zwavelzuur)