infanterie er in tegelijk met het artillerievuur lijn 8 te bereiken. In vier uren was zij over een diepte van ruim 3 km in de vijan delijke stellingen doorgedrongen. Merkwaardig is, dat de artillerie daarna geen noemenswaardi- gen steun meer verleende. Nadat de infanterie in den namiddag te 2 uur op lijn 6 was teruggeweken, is geen poging meer aange wend om haar met behulp van opnieuw geïmproviseerden artil- leriesteun weer vooruit te brengen. De steun van de artillerie bij 411 R. I. heeft op 4 November dus uitsluitend bestaan uit de voorbereide vuren op tijdmaat, waarvoor 2/3 dagvoorraad artil lerie-munitie was uitgetrokken. Nadat de voorbereide vuren waren afgegeven, had de artillerie haar rol uitgespeeld en oefende zij op het verdere verloop van den strijd geen invloed meer uit, hoewel zij nog over eenige munitie beschikte. Blijkbaar was het dus goed gezien de beschikbare munitie grootendeels voor de voor te bereiden vuren te bestemmen. Hoeveel succes 411 R.I. met zijn eersten aanval ook heeft bereikt, het komt ons voor, dat de vuren op lijn 7 en 8, waarvoor de schootsafstand 6 a 7 km bedroeg, niet veel tot het resultaat kunnen hebben bijgedragen. Aangezien deze lijnen achter de hoofdweer- standsstrook van de Duitsche stelling lagen, ondervond de infan terie hier echter geen weerstand van beteekenis. (Zie A.T.V. II punt 167 (4) Bij 6 R.I. schoot de samenwerking infanterie-artillerie reeds tekort, zoodra de infanterie den O. oever van het kanaal in bezit had genomen. De beide voorbataljons van 6 R. I. gingen elk voor zich, een urn- na elkander, uit Vénerolles voorwaarts en zonder steun van de artillerie; tijdens het deboucheeren uit Vénerolles lag er geen artillerievuur op de verdedigingswerken aan den weg Etreux- Guise. Het gevolg was, dat beide bataljons spoedig tot staan wer den gebracht, terwijl bij III-6 R. I., dat geheel open terrein had betreden, in enkele oogenblikken ten naaste bij 100 man buiten gevecht werden gesteld. De vuren op tijdmaat werden reeds gestaakt, nadat de A. G. C. bij het eerste daglicht had waargenomen, dat de infanterie nog niet verder was gekomen van Vénerolles. Men bepaalde zich ver der tot geïmproviseerden artilleriesteun, doch daarvan is blijkbaar in den morgen van dien dag weinig terecht gekomen, niettegen staande toch de factoren, die zulk een improvisatie kans op succes kunnen geven, hier toch in ruime mate voorhanden warende telefonische verbinding met de bataljonscommandanten function- neerde goed en de A.G.C. kon uit zijn commandopost zoowel de vijandelijke opstellingen als de door de eigen infanterie bereikte lijnen duidelijk onderkennen. 756

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 18