z.g. Q- (quartemaire of punten der 4e orde)KQ-punten, enz., zijn
veelal ingeschakeld voor de fiscale metingen, maar worden, wan
neer ze aanwezig zijn, vanzelfsprekend ook gebruikt voor de topo-
graphische opname.
Alle hierboven genoemde punten zijn verzekerd door steenen
(betonnen) pilaren. Het gronddriehoeksnet (hoofddriehoeksnet)
wordt gevormd door de verbonden P-punten met zijdelengten van
40 tot 60 kilometer. Het zal duidelijk zijn, dat in verband met de
gesteldheid van het terrein niet altijd angstvallig aan deze afstan
den kan worden vastgehouden, zoodat het ook voorkomt, dat de
zijdelengten deze afmetingen zoowel naar beneden als naar boven
overschrijden.
Tusschen deze P-punten worden de S-punten ingeschakeld met
zijdelengten van 20 tot 40 km en daartusschen de T-punten met
zijdelengten van 7 tot 12 km. De Q-punten, Java o.a. is er mede
bezaaid, hebben een onderlinge afstand van 3 tot 4 km (fig. 3)
Uit het bovenstaande blijkt, dat steeds van het groote in het
kleine wordt gewerkt, een principe, dat voor al het topographisch
werk, streng wordt doorgevoerd. Het groote voordeel hiervan is,
dat opeenhooping van fouten wordt tegengegaan.
Al direct voelen we aan, dat de nauwkeurigheid der kaarten
voor een zeer groot gedeelte direct afhankelijk is van de nauw
keurigheid in ligging van de triangulatiepunten, zoodat dus aan
de bepaling hiervan zeer hooge eischen moeten worden gesteld
en de hoogste eischen aan de bepaling van de zijdelengte van de
le primaire zijde, waarop het geheele primaire net wordt opge
bouwd. Deze lengtebepaling heeft dan ook plaats met een, ik zou
bijna zeggen, overdreven zorgvuldigheid. Het is natuurlijk onmo
gelijk deze le primaire zijde met voldoende nauwkeurigheid direct
in het terrein te meten, zoodat hiervoor een andere meetmethode
moest worden gevonden. In het kort komt deze methode er op neer,
dat op een vlak stuk terrein rechtstreeks een basis wordt gemeten
van 5 km lengte. Samenwerking tusschen wetenschap en tech
niek heeft ons een basismeetapparaat verstrekt, waarmede een
bijna ongelooflijke nauwkeurigheid kan worden bereikt, het z.g.
Jaderin apparaat, bestaande uit meetdraden van verschillende
lengten, meetstatieven, enz. De meetdraden zijn van invar, d.i. een
samenstelling van 64 staal en 36 nikkel, die een zeer inten
sieve bewerking hebben ondergaan, waardoor o.a. de uitzettings-
coëfficient bij verschillende temperaturen tot een uiterst mini
mum is beperkt, terwijl deze minimale veranderingen van den
draad voor elke temperatuur bekend zijn.
Bedoelde basis nu wordt 4 maal gemeten, d.w.z. eenmaal een
heen- en terugmeting met twee verschillende draden, alles volgens
een vastgesteld meetprogramma, welk laatste beoogt den invloed
van onvermijdelijke fouten zoo veel mogelijk te reduceeren. De
768