men, dus ook de fout in de ligging der P-punten, naarmate de
driehoekszijden verder van de basis zijn gelegen.
Dit gevaar nu heeft men in Indië ondervangen, door elke pri
maire ketting op te sluiten tusschen meerdere bases. Als norm is
aangenomen, dat over afstanden van 600 km een gemeten basis in
het net moet worden opgenomen.
Zoo bevinden zich in de Sumatra-Java ketting, welke zich uit
strekt van Atjeh tot Soembawa, vijf bases. Door toepassing van
een streng wetenschappelijke vereffeningsmethode is het mogelijk
opeenstapeling van fouten tegen te gaan, waardoor voor Ned.-
Indië, de maximum fout in de ligging der P-punten slechts 10*
centimeter bedraagt. Al onmiddellijk voelen we aan, dat een
dergelijke nauwkeurigheid voor uitsluitend opnamedoeleinden niet
direct noodzakelijk is, daar geen enkele schaal voor topographi-
sche opname een kaarteeringsnauwkeurigheid geeft, die dit minu-
mum ook maar benadert. Echter het bepalen der P-punten heeft
een tweeledig doel. Naast het verstrekken van gegevens voor de
opname, hebben haar coördinaten (geographische) een zeer groote
wetenschappelijke waarde voor de bestudeering van den vorm
en de grootte der aarde (hoogere geodesie) en hiervoor is wel
degelijk een zeer groote nauwkeurigheid vereischt.
Het secundaire net dient in hoofdzaak om met de punten van het
primaire net voldoende aansluitingspunten te leveren voor de ter
tiaire en quarternaire punten. Waar de driehoekszijden korter zijn
en mede uit een economisch oogpunt, zijn de meetprogramma's
dier punten niet zoo ingewikkeld als voor de P-punten was vast
gesteld. De graad van nauwkeurigheid is dan ook niet zoo groot,
d.w.z. in wetenschappelijken zin gesproken. De maximale fout voor
deze punten bedraagt 30 centimeter.
De mathematische grondslag voor de opname en kaarteering
wordt gelegd door de T-punten, welke weder worden 'ingeschakeld
met behulp van de gegevens der P- en S-punten. Waar zij van
geen belang zijn voor de hoogere geodesie, behoeven we voor de
nauwkeurigheid, waarmede ze worden bepaald, alleen rekening
te houden met de practische eischen der kaarteering. Hieruit
vloeit voort, dat ze met betrekkelijk eenvoudiger instrumenten
kunnen worden bepaald (Klein Universaalinstrument of Repetitie
theodoliet) en de meetprogramma's ook weder eenvoudiger kunnen
worden opgesteld. Deze punten geven een maximum fout in lig
ging van 1,3 meter.
Is het tertiaire net niet voldoende dicht, zoodat bij de topogra-
phische opname zich de behoefte doet gevoelen aan meerdere vaste
punten, dan kunnen we onze toevlucht nemen tot het bepalen van
punten der 4e orde. De bepaling van deze punten geschiedt in
den regel met de theodoliet volgens een eenvoudig meetprogramma.
De fout in deze punten zal, bij streng volgen der voorgeschreven
eischen waaraan moet worden voldaan, niet grooter zijn dan 3,7
770