haastig en min of meer ongeregeld vuur uit onze karabijnen en
pistolen, waarmede wij wèl zijn bewapend.
Al ware bet slechts, dat de moreele uitwerking door de zware
knallen op den aanvaller van grooten invloed moet zijn en ver
warring zal stichten, hetgeen den ónzen daardoor de gelegenheid
geeft, wat te bekomen van den schrik. Dat men de mogelijkheid
van overrompelingen e.d. niet uitsluit, in weerwil van het feit, dat
mitrailleur-opstellingen als regel goed beveiligd zullen zijn door
infanterie-afdeelingen, blijkt wel uit de bewapening van ons per
soneel met karabijnen en pistolen. Een toerusting met offensieve
handgranaten zou daarop een zeer waardevolle aanvulling vormen.
Verder is in art. 18 ad. b) van ons V.H.I. een maatregel voor ge
schreven, die in zijn huidigen vorm, om het zoo maar eens uit te
drukken, „psychologisch minder geslaagd" is. Daar staat n.l.: „dat
hij de uitwerpveer moet spannen bij den aanval, zoodra hij den
vijand tot op ongeveer 100 m afstand is genaderd Laten wij even
trachten, ons goed in te denken, wat dat zeggen wilzich in den
aanval op ongeveer 100 m afstand van den vijand te bevinden,
wanneer de eigen artillerie dus haar vuur reeds naar
■achteren heeft moeten verleggen, wanneer ook het vuur
der eigen mitrailleurs over de eigen troepen héén niet
meer mogelijk is en deze wapens dus „in voorste lijn"
min of meer als k.m.'s de zoo hard noodige vuursteun trachten
te verschaffen (afgezien van het feit, of ze ooit zoo ver naar voren
hebben kunnen komen!), wanneer de ingegraven vijand, voor zoo
ver hij nog niet afdoende geschokt is, „de koppen opsteekt" en een
gezellig vuur op de onzen begint te openen, enfin, lezer, wij zullen
er kort over zijn en de gansche situatie in weinig woorden weer
geven als: hóógst ongezond.
En meent gij dan, dat er onder dergelijke omstandigheden nog
één compagnies-, sectie- of brigade-commandant zal zijn, die zich
het bestaan en den inhoud van artikel 18 sub. b) van het V. H. I.
zal herinneren? Ik betwijfel het sterk, in ieder geval mag men het
er niet op aan laten komen, en ware het beter, deze voorzorgs
maatregel wat eerder te doen treffen; men vermijdt hierdoor de
groote kans, dat de man zijn granaten op het meest noodige mo
ment met ongespannen uitwerpveer wegslingert, omdat hij die
bewerking in de drukte van de vóórgaande oogenblikken vergeten
heeft uit te voeren.
Wat is er tegen, om dit spannen van de uitwerpveer te doen
plaats hebben onmiddellijk vóórdat de aanval zelf wordt ingezet?
Kort geleden kon ik bij een infanterie-onderdeel eenige werp-
oefeningen met scherpe granaten bijwonen, welke oefeningen ik
met volle belangstelling heb gevolgd, daar het voor het eerst was,
dat ik het werpen met scherpe granaten van het nieuwe type mee
maakte. De oefeningen werden geleid door een luitenant, die den
beknopten cursus voor officieren in het werpen van offensieve
789