5. EENIGE ARTELLERISTISCHE BESCHOUWINGEN
OMTRENT A. T. V. H,
door
H. Th. VAN GOOR,
Luitenant-kolonel der Artillerie.
Het nieuwe voorschrift heeft ons zooveel goeds, zooveel frissche
ideeën gebracht, ook omtrent het gebruik der artillerie en de
samenwerking artillerie-infanterie, dat het welhaast ondankbaar
zoude schijnen, nu nog critiek te leveren op den inhoud. Toch
zijn er enkele punten, waarmee wij niet volledig kunnen instem
men en die wij gaarne aan een kleine beschouwing zouden onder
werpen. Wij willen daarbij tevens een proeve leveren voor een
redactiewijziging van die punten, deze uiteraard gevende voor een
betere.
Flankeering.
Waar behoort de artillerie te worden opgesteld, die aangewezen
is tot steun van een bepaald onderdeel (regiment, bataljon) in
fanterie Punt 50 (2) zegt zeer terecht, dat het noodzakelijk is
te streven naar korte verbindingen. Immers de verbindingen vor
men het meest précaire element bij de samenwerking. Natuurlijk
blijft de kans van beschadiging bij korte verbindingen evenzeer
bestaan als bij lange verbindingen, maar korte verbindingen kun
nen eerder meervoudig worden gelegd, gemakkelijker worden
hersteld en in noodgevallen door optische middelen worden ver
vangen. In den wereldoorlog zag men dan ook de infanterie-bat-
terijen „dicht" en „achter" het te steunen onderdeel, dat bestemd
was om meerdere kilometers (soms wel tien) in een ruk door
de vijandelijke opstellingen heen te breken. De artillerie schoot
dan zonder rustpauzen, haar vuur verleggende in tijdmaat met
de vorderingen der infanterie. Vóór eventueel te voren vastge
stelde haltelijnen bleef ook het artillerievuur liggen als afslui-
tingsvuur om weer gelijk met de infanterie de beweging te her
vatten. De afdeeling had dus een vuurstrook van 2 a 300 m breed
794
Une seule section de 75 placée en flanquement eüt
mieux valu qu' un groupe de plus tirant de face.
gen. Gascouin.