en eenige kilometers diep. Om geen staart te moeten verplaatsen, bij grootere omzettingen zelfs front te moeten veranderen, stond de artillerie dus uiteraard in de lengte-as van de aanvalsstrook. x) Bovendien zou van de bevelvoering niets terecht zijn ge komen, als de artillerie-groepen en ondergroepen kris en kras door elkaar waren opgesteld. Al die beweegredenen gelden in den bewegingsoorlog en in het bijzonder bij onze betrekkelijk kleine verbanden in geenen deele. In de eerste plaats schiet onze artillerie niet doorloopend, maar met kortere of langere tusschen- poozen, en dan overstelpend om te bereiken, dat het vuur van die weinige artillerie op een bepaalde plaats eenzelfde dichtheid kan bereiken als de bovengeschetste vuurwals. Voorts hebben wij niet te maken met een aanzienlijk aantal groepen, die een even groot aantal onderdeelen der infanterie steunen. Van de motieven, die leidden tot een plaatsing in de as van de aanvalsrichting, blijft der halve niets over. Integendeel wij moeten juist trachten, de gunsti ger werking (materieel en moreel) van het enfileerende en échar- peerende vuur uit te buiten. Laten wij de moreele werking buiten beschouwing, omdat die niet op een concrete wijze is uit te drukken en bepalen wij ons tot het tastbare, de materieele uitwerking. De waarde van een goedliggend en te juister tijd afgegeven artillerie vuur, dienende om een of ander aanvalsobject te helpen vermees teren, wordt door twee factoren bepaald. Eensdeels door de dichtheid, die voldoende moet zijn om den verdediger te neutrali seeren, anderdeels door den afstand, waarop de aanvaller tot het doel kan naderen, alvorens het artillerievuur moet worden verlegd. Is die afstand klein, dan wordt de verdediger overhoop geloopen, vóórdat hij zich ook maar eenigermate kan herstellen. De aanval slaagt dan niet alleen, maar zelfs met weinig verhezen. Voorbeeld Het forceeren van den Duna-overgang door de Duit- schers op 1 September 1917. Daar werd voor het eerst een massa- gebruik van mijnenwerpers toegepast en zaten de Duitschers in enkele minuten in de derde loopgravenrij der Russen, vrijwel zon der verliezen; ze hadden feitelijk niets anders te doen dan de op gestoken armen te bundelen. Is daarentegen de nog te doorloopen afstand groot, dan herstelt de verdediger zich min of meer. „Min" dan zal de aanval, zij het met zware verhezen, nog kunnen slagen; „meer" dan loopt de aanval vast, meestal op zulk een afstand van den vijand, dat een herhaling van het vuur ook uitgesloten moet worden geacht. Men kan voor-, noch achteruit. Een eerste zorg moet dus zijn bedoelden afstand, waarover de aanvaller zonder artilleriesteun moet naderen, te verkleinen. Deze afstand bestaat uit twee componenten 795 Op dezen regel zijn ook tal van uitzonderingen voorgekomen. Bij den aanval op een saillant of het opruimen van een zak in het eigen front is ook wel degelijk gebruik gemaakt van enfileerend en kruisvuur, v. G.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 59