a. een zone onveilig tengevolge van de dieptespreiding en b. een zone, die door terugvliegende scherven der kortste scho ten onveilig wordt gemaakt. Waar nu de lengtespreiding van het artillerievuur groot is en de breedtespreiding zoo gering, dat ze in dit verband is te verwaar- loozen, behoeft het geen nader betoog, dat bij een écharpeeren on der 30 graden de zone a tot de halve diepte wordt teruggebracht. Bij dergelijke scherpe hoeken is het bovendien voordeelig met granaatkartetsen te schieten, omdat zone ci, die bij frontaal schie ten met granaatkartetsen heel diep is, dan belangrijk beperkt wordt en zone b gelijk nul is, want van granaatkartetsen vliegen geen scherven terug. Bij scherp écharpeerend granaatkartetsvuur kan men zonder „eenig" bezwaar het eindpunt van de gemiddelde baan tot 60 m naderen, welke afstand in enkele seconden doorschreden wordt. Van deze groote voordeelen gaf men zich reeds lang voor den wereldoorlog rekenschap. In de gevechtshandleiding van 20 jaar geleden stond dan ook met name, dat de artillerie, die den hoofd aanval moest steunen, bij voorkeur werd opgesteld op den binnen vleugel van de beslissende groep, met het oog op de enfileerende en écharpeerende werking. Deze regel is thans nog even juist als toenmaals. Alleen bijzondere terreinsomstandigheden, vooral wat betreft de waarneming, kunnen er toe leiden, dat met voordeel van dit beginsel wordt afgeweken. Goede waarneming uit de om geving der stellingen heft namelijk weer vele andere, minder gunstige omstandigheden op. Naar mijne meening ware derhalve punt 50 (2) te doen luiden „Bovendien is het noodzakelijk te streven naar korte verbin dingen tusschen de artillerie en de infanterie. Met inachtneming van dit beginsel worden de batterij stellingen bij voorkeur ge kozen nabij den binnenvleugel der beslissende groep om den hoofdaanval enfileerend en écharpeerend te kunnen steunen". Samenwerking. C' est la plus qu' un crime, c' est une faute. Talleyrand. De wijze, waarop de samenwerking tusschen de artillerie en de infanterie tot voor niet langen tijd geleden tot stand kwam, of beter uitgedrukt niet tot stand kwam, wordt scherp gehekeld door gen. Faugeron in R. A. Mei 1930 „La manoeuvre d'artillerie". Hij wijst er op, hoe men bij het optuigen van een manoeuvre den artilleriecommandant er eenvoudig buiten laat. Men ziet den regimentscommandant druk overleggen met zijn bataljonscom mandanten, hoe de manoeuvre zal worden uitgevoerd. Een eind verder ziet men den hoofdofficier, commandant van de steunende 796

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 60