behoeden. Reeds bij den opzet der manoeuvre moet derhalve het
bedoelde overleg plaats hebben en niet daarna. De manoeuvre
ontstaat en groeit uit de samenspraak van de commandanten der
beide wapens. Dan loopt de infanteriecommandant geen kans zijn
eenmaal opgevatte plan te moeten herzien.
Zou het dan niet beter zijn alle misverstanden eens en voor
altijd uit den weg te ruimen De redactie zou dan kunnen luiden
„50 (4) Uit dit overleg vloeit het gevechtsplan van den infan
teriecommandant voortdaarbij wordt overwogen, welken steun
de artillerie bij de uitvoering van dat plan kan verleenen.
(5) Bij het overleg kan blijken, dat een bepaalde wijze van
uitvoering der opdracht gunstig is voor de actie der infanterie,
daarentegen ongunstig voor het verleenen van aritlleriesteun, of
omgekeerd. De infanteriecommandant zal zich dan rekenschap ge
ven, wat in die bepaalde omstandigheden het zwaarste weegt en
daarnaar zijn beslissing richten.
(6) Daarna worden de achtereenvolgens onder vuur te nemen
doelen vastgesteld, de tijdstippen en de tijdsduur bepaald, waarop
ze zullen worden bevuurd, dan wel op welke wijze die vuren zullen
worden aangevraagd, alsmede de gewenschte uitwerking".
Nu we toch schrijven over het onderwerp „samenwerking",
moet ons nog iets van het hart. Samenwerking is geen eenzijdig
begrip, zooals het zoo dikwerf in dit verband wordt verstaan. Aan
dit begrip zijn twee zijden; de liefde kan niet van één kant komen.
Uit punt 46 blijkt, dat de artillerieprojectielen op het juiste tijd
stip en in de vereischte hoeveelheid daar moeten treffen, waar de
infanterie zulks het meest behoeft. Hier staat dus in enkele woor
den de plicht omschreven van de artillerie in het gevecht met
betrekking tot de samenwerking.
Wij zouden daarnaast ook de plicht van de zijde der infanterie
gaarne omschreven zien, namelijk om het af te geven artillerievuur
onvervaard uit te buiten (Oostenrijks F.u.G. pt. 31)Dat geldt niet
alleen ten aanzien van te voren vastgestelde steunvuren, maar ook
van alle andere niet voorziene vuren. Men is het er nu toch wel
langzamerhand over eens, dat de artillerie waar mogelijk ook
eigener aandrang de infanterie den weg moet banen. (Commandan
ten van artillerie-onderdeelen, welke met infanterie samenwerken,
zijn gemachtigd, door hen of hunne organen ontdekte, voor de te
steunen infanterie belangrijke doelen, zonder nader overleg met
den infanteriecommandant onder vuur te nemen, indien dit geen
gevaar voor eigen troepen kan opleveren. Aanwijzingen artillerie
op het gevechtsveld pt. 191. Mavors Sept. 33 blz. 463. Zie ook Art.
Rundschau 1930 blz. 268 over Oostenrijks' F.u.G.). Bij het vlotte
verloop van den aanval in het ontmoetingsgevecht, dat in het
voorschrift wordt voorgestaan (zie o.a. punt 126 (2) en 134 (1) zal
het meermalen voorkomen dat, om gunstige gelegenheden te
798