De Weensche Universiteitsklinieken hebben daarom al vele jaren voor den oorlog eigen veldchirurgenafdeelingen samengesteld, die in geval van mobilisatie de omslachtige reglementaire veldhospi talen zouden helpen. Over de organisatie van deze groepen te schrijven, is dit keer niet mijne bedoeling. Ik wil alleen enkele bij zonder belangrijke gegevens uit mijn oorlogsondervindingen ver melden. Een operatiegroep moet zelfstandig en zeer mobiel zijn. Deze afdeeling moet over een eigen wagentrein beschikken, die door slecht terrein en over alle noodbruggen kan rijden. Aan het Rus sische front bleven onze zware reglementaire saniteitswagens, die met 4—6 paarden bespannen waren, direct in den modder steken auto's konden heelemaal niet mee. Het Oostenrijksche leger heeft zich echter direct aan de omstandigheden aangepast, heeft de baga ge zeer verminderd en als vervoermiddel de Poolsche boeren wagens in gebruik genomen, die door 2 paardjes ook op zeer slechte, onverharde wegen konden getrokken worden. In den stellingsoorlog aan het Zuidfront, waar vele goede ver harde straatwegen in het gevechtsgebied gevonden werden, kon den auto's gebruikt worden. Toen echter het front naar de Piave vooruitrukte, kwamen de paardewagens weer te pas, want ook de best verharde straatwegen worden door een marcheerend ar meecorps binnen korten tijd stuk gereden en onderhoud van wegen bestaat in den oorlog hoegenaamd niet. Hierbij komt nog de vijandelijke vuuruitwerking. Door springbommen en door artil lerievuur wordt een straatweg soms in een kraterlandschap ver anderd, waardoor de auto s meestal niet kunnen doorrijden. Ook in Indië bestaan deze vervoersmoeilijkheden. Bij de manoeuvres, die ik in 1924 bij Serpong heb meegemaakt, bleef de geheelé autocolonne staan, omdat de niet verharde weg van Serpong naar Depok door onverwachte regens in een modderpoel veranderd was. Met lichte boerenwagens en paarden kan een dergelijk terrein bereden worden, maar niet met auto's. Misschien zouden rups tractoren gebruikt kunnen worden, doch hierover heb ik geen ondervinding. Een te uitgebreide mechanisatie van een veldleger kan noodlottig worden door de grootere gevoeligheid van deze apparaten en het gebrek aan deskundig personeel, om ze in geval van nood te repareeren. Onze afdeeling heeft, wegens het groote gewicht ervan afge zien, een tent mee te nemen, zoo als reglementair was voorge schreven. In Europa is tengevolge van het koude weer een tent een onvolkomen noodhulp. Ik kan mij trouwens ook niet herin neren, dat wij ooit om een onderdak verlegen waren. Zelfs in de armzaligste dorpen was nog altijd een bruikbaar hutje of een schuur te vinden, die na schoon te zijn gemaakt, betere diensten bewijzen dan een tent. Een huis heeft enkel voordeelen Het is 808

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 72