816 nagegaan of een bepaald persoon geschikt zal zijn voor het vliegen op groote hoogte en hij voldoende weerstandsvermogen heeft tegen snelle atmosferi sche drukverlaging en luchtverdunning. Onder de diverse „altitude classifying" methoden neemt die met den „onderdrukcaisson" de voornaamste plaats in, omdat de proefpersoon onder omstandigheden komt, die de werkelijkheid door de luchtdrukverlaging en zuurstofverdunning vrij trouw nabootsen. Alleen de op groote hoogte voor komende extreem lage temperaturen kunnen niet worden bereikt, terwijl ook de invloed van de hoogtezon is uitgeschakeld. Desondanks kan aan de in den caisson verkregen gegevens ongetwijfeld een behoorlijke waarde worden toegekend. Ned.-Indië is tot nog toe het eenige land, waar al eenige jaren het onderzoek in den caison een integreerend deel van de vliegerkeuringen vormt, zóó dat alle candidaten voor vlieger en waarnemer daarin systematisch worden gekeurd en daarbij aan bepaalde eischen hebben te voldoen. Na eene beschrijving van de caissoninstallatie te Andir en eenige beschou wingen over de hoogteziekte, volgt een hoofdstuk over de bepaling van den „physical efficiency index", een door Flack c.s. voor de Engelsche Luchtmacht opgestelde en daarbij al 15 jaar in gebruik zijnde maatstaf voor de bepaling van de physieke „efficiency" der candidaten, welke in 1929 ook bij de vlie gerkeuringen h.t.l. werd ingevoerd. Gebleken is dat deze Europeesche standaard niet te hoog is voor de tropen, dat dus van een ongunstigen invloed van het tropenklimaat op het (geselecteerde) menschenmateriaal h.t.l. niets gebleken is. Deze index is geen maatstaf voor sportief prestatie vermogen, doch inderdaad meer een maat voor de stabiliteit van het zg. vegetatieve zenuwstelsel onwillekeurige zenuwstelsel). Bij deze uit de praktijk geboren maatstaf is het maximum aantal punten 50. Hiervan worden afgetrokken de „strafpunten" (bv. voor te snelle pols, te hooge of te lage bloeddruk enz.). Deze index werd in de jaren 1929 t/m 1934 bepaald bij 1460 keuringen en herkeuringen. Globaal 85-90% bleek aan de in de „physical efficiency test" gestelde eischen te voldoen. Toen in 1931 de caissoninstallatie gereed was kon begonnen worden met een serie functieproeven om de mate van physieken achteruitgang op groote hoogte te bepalen. De index, eerst steeds op grondpeil bepaald, werd op 5000 m., welke hoogte in 10 minuten werd bereikt, nogmaals bepaald. Tusschen de beide keuringen lag een tijdsverschil van ongeveer 30 minuten. Het onderzoek omvatte 160 personen. Uit het onderzoek is heel duidelijk eene verschuiving van den index naar den lageren kant gebleken. Op grondpeil is de gemiddelde index ongeveer 45, op 5000 m. ongeveer 37. Verder is geconstateerd, dat er een enorme variatie zit in de mate van achteruitgang in „efficiency", dat derhalve het feit, dat iemand op grondpeil een hoogen index heeft, in het geheel niets prejudiceert op zijn weerstandsvermogen tegen zuurstofgebrek. Voor de bepaling van de zen weerstand bij een bepaald persoon kunnen we dus niet buiten het caissononderzoek. Wel kan gezegd worden, dat het hebben van een hoogen index op grondpeil betere kansen geeft op een behoorlijk prestatievermogen op groote hoogte. De benedengrens van de gemiddelde index op 5000 m. ligt bij 33 punten, welk cijfer als uitgangspunt kan worden genomen voor een groepeering van de onderzochte personen, welke als volgt luidt: Groep A (goed tot zeer goed): meer dan 37 punten. Groep B (matig tot goed): 33 t/m 37 punten. Groep C (dubieus tot onvoldoende)minder dan 33 punten. 75 tot 80% der proefpersonen bleek nu te vallen onder de groepen A en B. Eten keuringseisch, waaraan tot nu toe dus ongeveer der onderzochte per sonen voldeed, kan zeker niet te zwaar worden genoemd. De Nederlandsch-Indische Vliegmedische Dienst is er dus door dit onder zoek in geslaagd om een voldoend gemotiveerden keuringseisch voor 5000 m. hoogte vast te stellen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1935 | | pagina 80