831
zich 54 gevallen voordeden bij het zg. „Civilian Conservation Corps", waar
van 29 gevallen in één kamp in Texas. 39 gevallen van typhus onder volledig
of gedeeltelijk gevaccineerde personen, de genoemde 29 gevallen inbegrepen,
werden behandeld in het „Station Hospital Fort Sam Houston" in Texas.
35 hadden een- of meermaal een volledige typhus-paratyphus A vaccinatie
ontvangen, de 4 overigen hadden slechts 2 doses gehad. De leeftijd varieerde
tusschen 18 en 45 jaar. Het gemiddelde interval tusschen de beëindiging der
vaccinatie en de beginsymptomen bij de hoofdgroep van 29 C.C.C.-patiënten
was 46 dagen (29 tot 63 dagen). De duur van de prodromale verschijnselen
varieerde van 1 tot 13 dagen, gemiddeld was deze 5 dagen. De gemiddelde
duur (begin tot eind der koorts, zonder de recidieven) 26 dagen. De koorts
toonde de typische typhoid-curve ;ook de overige symptomen waren mee-
rendeels typisch. Slechts 18% vertoonde roseolae, leucopenie was in alle geval
len aanwezig, een dicrote pols in de meerderheid. De eetlust was in der
gevallen opvallend goed, hetgeen wordt toegeschreven aan het ruime dieet.
In 41% der gevallen was er constipatie, in 31% diarrhoe. In 5 gevallen van
ernstige diarrhoe verdween deze bij vermindering van de suiker in het menu.
Darmbloedingen kwamen tot een percentage van 7,7 voor, ook bij het eenige
doodelijk verloopende geval. Darmperforatie deed zich niet voor. De milt
was slechts in 28% der gevallen palpabel. Bij 10% was er bronchitis, hoofdpijn
in 90%, delirium in 25% der gevallen, terwijl 28%, dus een hoog percentage,
recidiveerde. Bij 77% was de bloedcultuur positief, terwijl de Widal in 100%
der gevallen op eenig tijdstip positief, van betrekkelijk weinig waarde bleek,
omdat de patiënten dikwijls vele dagen noodig hadden om tot een diagnos
tisch voldoende titer te komen.
De therapie was de gebruikelijke, behoudens dat op groote schaal een
hoog calorisch dieët werd toegepast (tot zoo mogelijk 3000 calorieën per dag).
Daarbij hielden de patiënten meerendeels hun eetlust, bleven op hun gewicht,
kwamen toxische verschijnselen in geringe frequentie voor en bleven mond
en tong vochtig. Vele patiënten kwamen in gewicht aan en de meerderheid
herstelde zeer snel als eenmaal de temperatuur normaal was geworden.
Hoewel de schrijvers zich bewust zijn van de betrekkelijke waarde van
de kleine cijfers, meenen zij toch eenige conclusies te mogen geven.
Bij het voorkomen van slechts 54 gevallen van typhus in het geheele C.C.C.
met een sterkte van rond 350.000 man, alle jonge menschen van de voor
typhus meest ontvankelijke leeftijd, sleiehts gedeeltelijk onder militaire
discipline en bijzonder blootgesteld aan infectie door hun leven in landelijke
omstandigheden met veelal ongecontroleerde watervoorziening, kan aan de
beschermende waarde der typhusvaccinatie niet worden getwijfeld. De ty-
phusinenting geeft dus een relatieve, geen absolute bescherming.
Het voorkomen van typhus onder de gevaccineerden hangt af van de hoe
veelheid opgenomen ziektekiemen. In het onderhavige geval waren deze
doses ongetwijfeld massaal.
Een positieve Widal kan ook bij gevaccineerden diagnostische waarde heb
ben.
Er is weinig of geen klinisch verschil tusschen het typhoid der gevacci
neerden en der niet-gevaccineerden. De sterfte is bij de gevaccineerden wel
licht geringer, vooral bij de eerst kort geleden gevaccineerden, men moet
echter bij de beoordeeling daarvan de uiteenloopende virulentie bij de
verschillende epidemieën niet uit het oog verliezen.
Een veelvuldig optreden van recidieven is mogelijk te wijten aan de calo-
rieënrijke voeding.
Journal of the Royal Army Medical Corps, Vol. LXIV, No. 4, April 1935.
„Are the sequelae of malaria contracted on active service still prevalent?".
Deze mededeeling van Prof. Dr. P. Mühlens, uit het Tropisch Instituut te
Hamburg, handelt over het feit, dat nog herhaaldelijk bepaalde ziekte
toestanden en vooral ook overlijden resp. door de betrokkenen zelf en door de